In april 2011 trok pianist Michiel Braam met een nieuwe groep op tournee. Voor elke locatie die hij aandeed, schreef hij een nieuwe compositie die verwees naar het specifieke karakter van de zaal. Daarbij moest hij niet op een eigenaardigheidje meer of minder kijken. Met een tentet dat bestond uit een klassiek strijkkwartet, een ritmesectie uit de rock en enkele markante solisten uit de geïmproviseerde muziek (trombonist Nils Wogram, cornettist Taylor Ho Bynum en natuurlijk Braam zelf) kon hij alle kanten uit. Wat hij dan ook maar deed, zoals te horen is op deze cd die op het einde van tour opgenomen werd in het Bimhuis.
Wie de muziek van Braam kent, weet dat er geen andere optie is dan het engageren van topmuzikanten. Braams eclectische stukken zijn nu eenmaal niet van die aard dat ze voor eender wie speelbaar zijn en daar vormt het repertoire van het Hybrid 10tet geen uitzondering op. Razende unisonopassages, de precieze balans in samenklanken, het ritmisch inhakende puzzelspel van de blazers in ‘Cuba, North Rhine-Westphalia’ of de onregelmatige riff van ‘El Frecuentemente’ vragen het uiterste van de uitvoerders.
Toch klinkt Braams muziek nooit moeilijk of gezocht. Zijn eclecticisme is integendeel heel spontaan. Actiefilmmuziek, tango, New Orleans brassbands, minimal-repetitieve muziek, breed uitgesmeerde romantiek en cartooneske hoempa worden door hem naadloos geïntegreerd.
Hij kan werken vanuit akkoordschema’s, afgewerkte melodieën, louter klank of kleine cellen die verder uitgewerkt worden. Bovendien weet hij de contrasten goed in elkaar te laten overgaan, waardoor zijn stukken geen losse verzameling van onderdeeltjes worden. In zo’n omgeving is het dan ook niet erg dat stersolisten als Wogram en Bynum zich vooral ten dienste van het geheel stellen en pas daarna als individueel improvisator opgevoerd worden.
Wat de klasse van Braam en zijn muzikanten op dit album extra onderstreept, zijn de contrasten tussen de verschillende stukken onderling. Braam heeft duidelijk geen mal waaruit hij al zijn muziek tevoorschijn haalt. ‘Fat Centered Gravy’ is een extreem gevarieerd compositie waarbij de pianist zelf in geen tijd overgaat van grillige patronen naar hoemparitmes en een walking bass-lijntje. Impressionistische wolken van strijkers en blazers wisselen elkaar af en wanneer die blazers hun akoestische vervormingen bovenhalen lijkt de muziek haast elektronisch te worden. Via een stevig rockende groove belanden de strijkers in een quasi religieuze renaissance-mood die later moeiteloos overgenomen wordt door de blazers.
Andere stukken hebben een veel duidelijkere lijn. ‘Huize Jinnenberg’ klinkt als een hoorspel waar de luisteraar zelf het verhaal bij moet vinden en in ‘The Indonesian Refuge’ haalt Braam de atonaal-dissonante gecomponeerde muziek bij de les. Het strijkkwartet begint met imiterende inzetten en een strakke coördinatie in het samenspel. Hierna ontwikkelt zich een even secuur als gevarieerd klankbeeld dat even explodeert en langs chansongezelligheid passeert. Toch blijft het stuk trouw aan de “klassieke” taal, ook wanneer Braam zelf een atonaal muziekdoosje uit de piano tovert.
Over ‘On the Move’ valt nog veel meer te vertellen: de knappe prestaties van de solisten, het hoorbare plezier in het samenspelen of het gemak waarmee alles uitgevoerd wordt. Het album is dan ook gewoon opnieuw een klasseplaat van een man die het allemaal heeft: pianistieke vaardigheid, compositorische techniek, goede smaak en dito vrienden.