Na projecten in grotere gedaante, plooit Hijaz voor ‘Nahadin’ terug op een vierkoppige basisbezetting. Centraal in het geluid staan de ud van Noufadhel Adhoum en de piano van Niko Deman, waardoor het kwartet trouw blijft aan het haar vertrouwde schemergebied tussen jazz en Arabische muziek.
Met slechts vier muzikanten in de groep klinkt de muziek op ‘Nahadin’ opvallend uitgepuurd. Van sidemen is daarbij geen sprake. Percussionist Chryster Aerts en bassist Rui Salgado spelen een heel eigen rol in het muzikale opzet: de eerste trekt het metrisch kader zonder expliciet dominant uit de hoek te komen terwijl de tweede de ritmische motor van het viertal blijkt, wat zich vooral laat horen in de tollende en roterende riff van in ‘Caminhada’ of groove van het meer Afrikaans klinkende ‘Desert Dancer’.
Voor de fans van “wereldjazz” of diegenen die zweren bij louter schommelende Midden-Oosterse muziek, zal ‘Nahadin’ wat tijd vragen. Niet omwille van wat er in zit, maar omwille van wat er “ontbreekt”. De vier van Hijaz doen namelijk geen moeite om het geluid gezellig vol te spelen. Met veel ruimte in de sound wordt de klank net heel transparant, waarbij de verschillende componenten vaak als een puzzel in elkaar vallen. Waar de individuele inbreng van de muzikanten soms erg sober lijkt, gaat de combinatie zo net leven.
Bovendien kiezen de muzikanten hier geregeld voor structuren zonder de klassieke ankerpunten. In plaats van strakke vormen, klinken de stukken hier soms zelfs doorgecomponeerd: het ene thema of de ene solo geeft uit op de volgende stap, zonder dat de luisteraar snel kan voorspellen wat er zal gebeuren.
Zo kan de groep werken met metrisch open en vrije passages, naast stukken vol weemoedige zangerigheid of ritmisch strakkere episodes zonder dat de composities gereduceerd kunnen worden tot een van deze technieken. De onverwachte ritmes van ‘Hawa’ en het ritmisch messcherpe unisono samenspel van ‘Behind the Mountains’ (waarvoor de groep hulp krijgt van zangeres Abir Nasraoui en percussionist Carlo Rizzo) worden zo kruiden die nooit de natuurlijke smaak van de muziek helemaal gaan domineren.
Groot spektakel is er op dit nog geen veertig minuten durende album niet te rapen, maar net dat maakt hier de eigenheid van Hijaz uit. Opmerkelijk daarbij is de sonore cohesie waarbij vooral de rol van Deman opvalt. Het inwerken van een doorgaans zo dominant instrument als de piano is geen evidentie. Deman kiest nu eens voor louter melodisch spel, dan weer voor inside piano met afgedempte klanken, maar zelfs wanneer hij het geluid wat voller maakt met akkoorden vindt hij zijn plaats in het delicate geheel. Adhoum van zijn kant laat af en toe het geluid lekker brommen en ronken als een rootsachtige gitaar. Het doseren van deze zijsprongen voorkomt dat het opmerkelijke geluid een gimmick wordt.
Geen een van de hoorbare invloeden of speciale wendingen wordt dominant en net dat lijkt de sterkte te zijn van Hijaz: het klinkt allemaal zo evident dat de eigenheid haast onopgemerkt passeert. Zo wordt ‘Nahadin’ een plaat die weet te charmeren bij zowel een oppervlakkige als bij een intensieve luisterbeurt.