Iedereen kent ze, de klassiekers van jazzicoon Herbie Hancock. Ok, voor wie het nu hoort donderen in Keulen: het gaat om nummers als ‘Watermelon Man’ (Hancocks allerbekendste, vandaar dat deze “ultimate collection” diezelfde naam draagt), ‘Cantaloupe Island’ (waarvan de niet-jazzliefhebber misschien de herwerking kent door de virtuoze hiphoppers van US3), ‘Maiden Voyage’ (de titeltrack van Hancocks meest verkochte album voor Blue Note), ‘The Sorcerer’, ‘Dolphin Dance’ of ‘The Eye of the Hurricane’. Een compilatie-album met het allerbeste van zo een virtuoos en geïnspireerd figuur lijkt een dankbaar gegeven, maar is evenzeer een opdracht waarmee per definitie onrecht wordt gedaan aan de discografie van de artiest. Een kritische kijk op een album als dit ligt dus voor de hand.
Herbie Hancock is daarenboven een moeilijk geval. Zijn carrière valt uiteen in een aantal periodes: een eerste, tijdens dewelke hij onder contract stond bij Blue Note en opnam met alle groten van dat moment, en de meer fusion- of funk-geörienteerde uitstapjes van de jaren ’70, ’80 en verder. Een volledige weerslag van dat oeuvre is haast onmogelijk, maar onder impuls van EMI kwam een unieke samenwerking tot stand tussen Blue Note en Columbia - de twee platenmaatschappijen waar Hancock zijn meest invloedrijke en gekende werk voor opnam. Beide labels bieden elk een schijfje aan en maken de luisteraar zodoende vertrouwd met het beste uit hun Hancock-cataloog.
De eerste cd laat een vrij conventioneel artiest horen die vooral dankzij de geniale thema’s en de schitterende solisten waarmee hij werkte tot de groten binnen de jazz ging behoren. Onder meer Dexter Gordon, Donald Byrd, Grant Green, Chuck Israels, Paul Chambers, Freddie Hubbard, Ron Carter en Tony Williams leveren hun bijdrage in wat een schitterende verzameling Hancock-klassiekers is. Het is duidelijk dat het contract bij Blue Note, waarvoor Hancock ontzettend veel mocht opnemen, hem in contact bracht met bijzonder veel interessante figuren uit de jaren ’60, waardoor hij ongetwijfeld van langs alle kanten beïnvloed werd.
De sprong naar de tweede cd is er slechts een van een vijftal jaar, maar door de invloed van Miles Davis’ elektrische kwintet veranderde Hancock totaal van stijl. Zo keert ‘Watermelon Man’ nog eens terug in een tragere en meer funky versie met extra effecten en soberder improvisaties dan in de oorspronkelijke interpretatie. Het geluid wordt meer monumentaal maar tegelijk ook rustiger, wat bijvoorbeeld in ‘Butterfly’ resulteert in een heerlijk uitgesponnen keyboard-improvisatie. Hancocks werk voor Columbia is over het algemeen minder gekend, maar dit schrijfje bewijst hoe onterecht die onderwaardering is.
Puristen zullen het niet kunnen laten erop te wijzen hoe onvolledig deze ‘The Ultimate Hancock’ wel niet is, maar om de leemtes te vullen hebben Blue Note en Columbia elk een volledige editie uitgebracht met al het werk van Hancock voor hun label. ‘Watermelon Man’ is zodoende niet meer dan het pretendeert te zijn: een feestelijk jazzplaatje dat mensen probeert warm te maken voor een nog levend titaan uit de jazz. Enige minpunt is dat het huidige werk van Hancock niet in het daglicht wordt gesteld, maar dat heeft meer met contractuele restricties van andere labels te maken (Hancock nam onlangs nog het met een Grammy bekroonde ‘River’ op voor Verve en stampte recent zijn eigen label Hancock uit de grond), dan dat het een artistieke keuze zou zijn. Om kort te gaan: u houdt van jazz en de naam Herbie Hancock heeft u alleen in de verte horen vallen? Laat ‘Watermelon Man: The Ultimate Hancock’ dan uw ideale inleiding zijn!
Meer over Herbie Hancock
Verder bij Kwadratuur
Interessante links