Wie zich voor het liedrepertoire van de Franse romantiek gaat interesseren, komt snel tot de vaststelling dat er - buiten de standaardwerken die vaak uitgevoerd en opgenomen worden - myriaden minder bekende werken bestaan, die zeker evenveel de moeite waard zijn. De liederen van de Franse componist Henri Duparc (1848 - 1933) zijn hier een schitterend voorbeeld van: Duparc is nooit echt in de mode geweest, en juist daarom zijn zijn liederen - die nog steeds heel actueel zijn - ook nooit uit de mode geraakt. De Canadese mezzosopraan Michèle Losier, die in 2008 laureate van de Koningin Elisabethwedstrijd werd, heeft zich met een van de voornaamste liedpianisten, Daniel Blumenthal, geallieerd om de 17 liederen van Duparc op te nemen.
De liederen van Duparc zijn over een grote tijdspanne ontstaan, maar delen telkens enkele kenmerken: het was César Franck die Duparc zijn eerste muzieklessen gaf, en de passie voor Duitse muziek van Bach via Gluck tot Schumann die Franck aan zijn leerlingen overbracht, is ook duidelijk voelbaar bij Duparc. Zijn liederen zijn erg formalistisch en hij heeft duidelijk een voorkeur voor teksten die heel "terre à terre" zijn, in tegenstelling tot sommige van zijn impressionistische tijdgenoten die meer symbolistische teksten kozen. In 'Au pays ou se fait la guerre' is dit meteen zichtbaar: het verlangen naar de afwezige geliefde, de strofische opbouw en de scanderende, akkoordische begeleiding doen denken aan de liederen van Schubert. Vocaal gezien hoort het lied met zijn lange bogen, uitgebreide tessituur en dramatische kleuren tot het zwaardere repertoire, maar Michèle Losier slaagt erin om elk strofe een aparte kleur en expressie te geven, en klimt moeiteloos naar de hoge passages toe.
"Alleen al als ik eraan denk, parelt het zweet mij op mijn voorhoofd en gaan mijn haren rechtop staan; ik slaag er wel nooit in om voor piano te denken! Het gevolg is, dat het schrijven van een lied me honderd keer meer kopzorgen baart dan nodig - en dat uiteindelijk niemand het zal kunnen begeleiden." Zo beklaagt Duparc zich in een van zijn brieven aan Chausson over zijn gebrek aan talent. Hij overdrijft natuurlijk fel: zijn liederen zijn weliswaar orkestraal gedacht - en de begeleidingen horen zeker niet tot de meest eenvoudige die er in het repertoire te vinden zijn - maar speelbaar zijn ze wél, en Daniel Blumenthal slaagt er mooi in om ze zowel kleur als diepte en gevoel te verlenen. Vooral in de begeleiding van 'Le Galop' komen deze orkestrale kleuren te voorschijn. Boven een hamerende akkoordische begeleiding komen er voortdurende canons in de piano die tot een donker geheel samensmelten waarin men bijna de hoorns en lage strijkers kan horen. De liederen van Duparc hebben ook allemaal een diepe, melancholische ondertoon - en kunnen nauwelijks als uitbundig of vrolijk beschreven worden - maar niettemin zijn ze soms zowel ontroerend als liefelijk en teder. In 'Chanson Triste' krijgen we de zachte, meest kwetsbare kant van Duparc te zien: dit tedere lied dat als een afscheid klinkt, weerspiegelt zonder twijfel Duparcs eigen gezondheidstoestand die door heel zijn leven zeer fragiel was, wat 'Chanson Triste' een erg persoonlijk en doorvoeld karakter verleent. Boven een delicaat kantwerk van gebroken akkoorden breidt de stem zijn smartelijk verhaal uit in lange, vloeiende zinnen. Daniel Blumenthal verricht wonderen met deze begeleiding, en ondanks haar erg directe aanzetten en soms wat nerveuze expressie brengt Michèle Losier deze mooie parel op zeer overtuigende wijze.
Duparc behoort tot de zeer grote groep van componisten die, ondanks de schoonheid en vakkundigheid die ze in hun muziek tentoon spreiden, onterecht door de muziekgeschiedenis vergeten zijn. Voor degenen die voor het eerst op ontdekking gaan in het Franse repertoire zullen de liederen van Duparc een mooie smaakmaker zijn, en de doorwinterde melomanen zullen op deze mooie cd een aantal minder bekende werken kunnen ontdekken die van begin tot einde heel mooi gebracht worden.
Meer over Henri Duparc
Verder bij Kwadratuur
Interessante links