Wat moet een dirigent er nog mee aanvangen, met Berlioz' ondertussen bijna uitgemolken 'Symphonie fantastique'? Platenmaatschappijen hebben decennia lang dirigenten op de partituur losgelaten, omdat ze de kassa's steeds weer deed rinkelen. Drama, een wonder der sonoriteit en nog meer drama: het is een werk dat, ook door zijn programma en de voortdurende terugkeer van muzikaal materiaal, alles heeft om een groot publiek aan te spreken. Het is dan ook niet voor het eerst dat Mariss Jansons zich over Berlioz' veertiende opusnummer heen boog. Zijn eerste opname, met het Koninklijk Concertgebouworkest, dateert uit het jaar 1992 en oogstte veel bijval. Inmiddels heeft de dirigent aangekondigd zijn post als chefdirigent bij dat toporkest weldra te zullen verlaten om gezondheidsredenen. Niet verwonderlijk, gezien Jansons leeftijd enerzijds (hij is de zeventig voorbij) en zijn drukke agenda anderzijds. Behalve bij de Amsterdammers brengt de man immers veel tijd door als aanvoerder van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, waarbij Jansons evenzeer de taken van chefdirigent waarneemt. Net als het RCO neemt het op voor een eigen label en nog meer dan de Nederlanders wordt er gekozen voor live-uitvoeringen. Niet alleen vanwege de kosten, maar omdat Jansons oprecht gelooft dat de kern van de muzikale ervaring het concert zelf is. En hoe kan de geest van een concertervaring beter op cd worden geplaatst dan via de opname van een live-concert?

Nadat Sir Simon Rattle met de Berliner Philharmoniker in 2008 Berlioz' symfonie op cd had gezet, kwam de stroom aan interpretaties enigszins tot bedaren. Er zijn immers zo van die reuzen tegen dewelke niemand het wil opnemen. Inderdaad is Rattle's opname een uitzonderlijk wapenfeit: met een milde portie avontuur ingekleurd, maar bovenal opvallend door de textuur en het reliëf die dirigent en musici konden blootleggen. Sommigen vonden die opname dan weer te mak: alsof Rattle niet het programma dat Berlioz bij zijn symfonie heeft geschreven wilde vertolken, maar de partituur als absolute muziek heeft proberen te benaderen. Zij vonden dat er te weinig plot in dat klein uurtje wonderbaarlijke symfonie zat, en misschien sluit Jansons zich wel bij die critici aan. Anders dan zijn eerste registratie met het Royal Concertgebouworchestra kiest Jansons deze keer voluit voor obscuriteit en macabere accenten. Hij overdrijft nooit, integendeel: de slotdelen 'Marche au supplice' en 'Songe d'une nuit du Sabbat' blijven zelfs behoorlijk appetijtelijk, terwijl andere dirigenten hier juist alles uit de kast halen. Het obscure zwaartepunt verlegt Jansons echter naar de eerste delen: in 'Rêveries – Passions' wordt de tragiek al voorvoeld, net als in het dikwijls wel erg idyllische 'Un bal', dat hier met enige reserves wordt aangepakt. In 'Scène aux champs' grijpt Jansons evenzeer naar meer donkere tinten. Weliswaar blijft de symfonie een zogezegde afdaling richting vagevuur, maar een zon aan een helder blauwe hemel is er bij Jansons nooit bij. Zijn tocht begint immers al in het voorgeborchte, van waaruit de dirigent aan de queeste begint.

Jansons' Beethoven-cyclus, ook met het Bavarian Radio Symphonie Orchestra, deed wat stof opwaaien omdat de dirigent aan het klassieke repertoire actuele partituren had gekoppeld, zogenaamde "reflections" ontstaan vanuit de traditie. Iets soortgelijk doet Jansons deze keer opnieuw, door naast het monument dat Berlioz' symfonie is Edgard Varèse's 'Ionisation' te plaatsen. Een eeuw na de première van wat Berlioz' belangrijkste werk zou blijken, schaafde Varèse aan een partituur waarin de percussie – in de 'Symphonie fantastique' reeds van primordiaal belang – tot het uiterste zou geëmancipeerd worden, met als resultante een regelrechte verzelfstandiging. Het werd een ruim zes minuten durende solo voor 13 percussionisten en meer dan 20 slagwerkinstrumenten, waarin Berlioz' droom om het geluid van het dagdagelijkse leven op een muzikale context te betrekken, latent vervat zit. Had het gekund, dan zou Berlioz er niet voor zijn teruggedeinsd om sirenes tot zijn oeuvre toe te laten. Daarenboven is ook 'Ionisation' in feite programmatisch van aard, hoewel Varèse – net als Berlioz natuurlijk – uiteindelijk veel meer doet dan een fysisch-chemische wetmatigheid in muziek om te zetten. Abstractie via verhaal: Berlioz, Varèse en Jansons brengen het onversaagd via muziek in gedachten.

Meer over Hector Berlioz, Edgard Varèse - Symphonie Fantastique, Ionisation


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.