Naxos zet een opnamereeks met missen van Joseph Haydn verder met dit derde volume. Daarop staan de ‘Nikolaimesse’ uit 1772 en de late ‘Nelsonmesse’. Beide werken zijn zettingen van de Latijnse liturgie en duren ongeveer een half uur maar verschillen verder behoorlijk van elkaar: de ‘Nikolaimesse’ werd geschreven voor een klein orkestje dat de naamdag van Prins Nikolaus von Esterhazy, Haydn werkgever moest opluisteren. Omdat het feest van Sint Nikolaas in de adventstijd valt, gaf Haydn de mis een pastorale, landelijke sfeer mee die de geest van het nakende kerstfeest moet oproepen. Vandaar komt bijvoorbeeld het kalme ‘Kyrie’ met zijn rustieke orkestratie van strijkers, hobo’s en hoorns.
De ware naam van de ‘Nelsonmesse’ luidt ‘Missa in Angustiis’ of ‘Mis in tijden van nood’ – begrijpelijk want Oostenrijk stond rond een eeuwwisseling tussen achttiende en negentiende eeuw internationaal en militair op een van haar vele laagtepunten als gevolg van de revolutionaire en Napoleontische oorlogen. Door gebrek aan fondsen werd het hoforkest van prins Esterhazy opgedoekt en de ‘Nelsonmesse’ is dus enkel voor koor, strijkers en speciaal voor de gelegenheid bijgevraagde trompetten en pauken geschreven, zonder de gebruikelijke klarinetten, hobo’s of andere blazers. De naam van de Horatio Nelson kreeg het werk pas toen de Engelse admiraal Oostenrijk in 1800 bezocht en Haydns dreigende en spaarzaam ingekleurde mis voor hem ten tweede male opgevoerd werd.
Het Amerikaanse Rebel barokorkest doet beroep op dezelfde degelijke solisten als op vorige opnames. Sopraan Ann Hoyt klinkt tamelijk schel maar zingt haar zangpartij verder met zorg en overgave. Dat schelle breekt echter de verder egale klank van een solistisch kwartet dat verder uit altus Luthien Brackett, tenor Stephen Sands en bas Richard Lippold (in de 'Nikolaimesse') en Kirsten Solick, Daniel Mutlu en Andrew Nolen (in de 'Nelsonmesse') bestaat. Richard Lippold is de meest opvallende van de vier, omdat die met hoorbaar plezier Haydns diepe baslijn uitvoert. In de 'Nelsonmis' geeft dat een effect alsof hogepriester Sarastro uit Mozarts 'Toverfluit' zijn opwachting komt maken, met soli die beheerst en plechtig naar voren komen. Maar hij lijdt echter aan een kwaal waar ook tenor Stephen Sands niet vrij van is: hun gebruik van vibrato maskeert een zang die niet zo trefzeker is, wat melodieën produceert waarbij niet elke noot precies in de kern geplaatst wordt.
Van het orkest mag meer solistisch spel verwacht worden in de 'Nelsonmis' dan in de 'Nikolaimis' want in dat laatste werk speelt het orkest een grotendeels begeleidende, functionele rol. Het gemoedelijke van het 'Kyrie' of het voorzichtig vrolijke van het 'Gloria' zijn dus minder pakkend dan de angstige openingsnoten van de 'Nelsonmis'. Die doen de Latijnse naam ervan alle eer en krijgen een uitvoering vol karakter mee van dirigent J. Owen Burdick. De zangcoloraturen en snelle loopjes in verdere delen gooien het over een andere boeg en snijden de montere wereld van Haydns grote oratoria aan. Opvallend en wat jammer is het feit dat de trompetten die de 'Nelsonmis' komen versterken heel wat meer enthousiasme aan de dag leggen dan de hoorns en hobo's in de 'Nikolaimis', die hun partij – die, toegegeven, niet zo veel voorstelt - capabel maar zonder veel geestdrift uitvoeren.
Haydns missen zijn prachtige composities en door een vroege mis met een latere te combineren, laat het Rebel Baroque Orchestra de luisteraar toe Haydns stilistische evolutie te herkennen, van de kleinschalige ‘Nikolaimesse’ tot de haast als een opera geconcipieerde ‘Nelsonmesse’. Deze opname presenteert Haydns muziek op een verzorgde manier maar eruit springen doet hij niet: de ‘Nelsonmesse’ verbleekt een beetje in vergelijking met recente opnames zoals die met het Collegium Musicum 90 en Richard Hickox. De ‘Nikolaimesse’ is dan weer meer dan welkom want deze kleinere mis vindt men zelden terug op plaat.
Meer over Joseph Haydn
Verder bij Kwadratuur
Interessante links