Als componist van symfonieën en strijkkwartetten is Joseph Haydn bekend genoeg maar als componist van vocale muziek wat minder. Om die vergetelheid recht te zetten geeft Naxos een integrale opname uit van Haydns missen – inclusief de nagenoeg onbekende, vroege missen van de Oostenrijkse componist – waarvan de huidige plaat het laatste volume is. Het Rebel Baroque Orchestra (genoemd naar de Franse componist Jean-Féry Rebel) speelde de ‘Kleine Orgelmesse’ uit 1774 in naast de grotere ‘Theresienmesse’ uit 1799, de vierde uit een reeks van zes missen die een oudere Haydn aan het eind van zijn leven voor de adellijke Esterhazy-familie schreef.
Zoals op het vorige volume, wisselen dirigenten J. Owen Burdick en Jane Glover elkaar af, zodat de eerste de ‘Kleine Orgelmesse’ dirigeert en de laatste de ‘Theresienmesse’. De solisten zijn ten dele bekend van vorige opnames uit de reeks. Sopraan Ann Hoyt maakt opnieuw haar opwachting in de ‘Kleine Orgelmesse’ met een herkenbaar strak gespannen stem die Haydns muziek stijlvol voordraagt maar tegelijkertijd ook wel wat warmte mist. Nacole palmer, die de andere mis inzong, maakt een sappiger indruk. Minder geslaagd mag men dan weer tenor Daniel Mutlu en – vooral - bas Andrew Nolen noemen, die te veel vibrato gebruiken voor deze muziek en zo het vocaal kwartet in het ‘Kyrie’ van de ‘Theresienmesse’ ondermijnen.
Zoals dat soms ook bij concertuitvoeringen van religieuze muziek gedaan wordt, wordt het ‘Gloria’ en ‘Credo’ uit de 'Orgelmesse' voorafgegaan door de bijpassende gregoriaanse melodie, gezongen door een solist uit het koor. Het orgel symboliseert de Heilige Geest in het ‘Benedictus’ van de ‘Orgelmesse’ en vandaar komt meteen de naam van het werk. De dialoog die organist Dongsok Shin aangaat met sopraan Ann Hoyt klinkt gracieus en zorgvuldig gefraseerd, zodat het instrument alle luchtigheid van Haydns muziek kan bewaren. De eerste violen klinken in beide missen stevig door in verhouding met de rest van de strijkers, zodat ze op vele plekken het orkest leiden en de opname enthousiast voorttrekken. De (barok)trompetten domineren de ‘Theresienmesse’ niet maar zijn duidelijk aanwezig en geven vaart aan de snelle delen. Haydn gebruikt ze trouwens ook in enkele langzame delen, wat orkestratie-gewijs een originele toets is. Zo sluiten twee trompetten plechtig het ingetogen ‘Et Incarnatus est’ af.
Een foutje in de editing van de ‘Kleine Orgelmesse’ moet wel eventjes aangestipt worden want in het ‘Kyrie’ verliezen de strijkers het koor voor een maat of twee. Het is een detail maar een detail dat op moderne opnames gemakkelijk vermeden kan worden en bovendien eerder aan de geluidstechnici lijkt te liggen die de opname aan elkaar plakten dan aan de muzikanten die hem inspeelden.
Haydns religieuze muziek hoeft allerminst onder te doen voor zijn instrumentale muziek. Vooral de vroege missen, die zelden of nooit uitgevoerd worden, zijn een kleine revelatie. Het siert het Rebel Baroque Orchestra dat zij deze in totaal veertien missen van een overtuigende en stijlvolle uitvoering hebben kunnen voorzien. Als alle solisten dezelfde stijlbeheersing bezaten als het orkest dat hen begeleidt, zou deze laatste opname uit een verder erg verdienstelijke collectie wel toch net dat beetje beter geklonken hebben.