Met ‘Woodblock Prints’ schopte drummer en componist Harris Eisenstadt het eind 2010 tot in de top van veel eindejaarslijstjes. Vooral de ambitieuze en genreoverstijgende composities, gekleurd door in de jazz weinig gehoorde instrumenten als fagot en Franse hoorn, gaven de Canadees een streepje voor op de meeste van zijn collega’s. Meer traditioneel gaat het er aan toe in een ander ensemble van Eisenstadt, Canada Day, waarvan zopas het tweede album verscheen.
Canada Day is een kwintet, bestaande uit saxofonist Matt Bauder, trompettist Nate Wooley en een ritmesectie, die naast Eisenstadt zelf ook nog Chris Dingman (vibrafoon) en Eivind Opsvik (contrabas) bevat. Ook in dit ensemble legt de drummer een klemtoon op de compositorische dimensie, hoewel heel anders dan op ‘Woodblock Prints’. Men zou voor ‘Canada Day II’ namelijk gerust kunnen spreken van mainstream- en zelfs popinvloeden. Thema’s en refreinen in handig meefluitformaat ondersteund door basale ritmes van kick en snare, komen bijvoorbeeld in verschillende tracks terug. Daardoor klinkt de muziek toegankelijk en licht zonder in de buurt van oppervlakkig te komen, wat te danken is aan enkele specifieke ingrepen. Zo vormen zowel trompet als saxofoon dankzij lichte afwijkingen en andere accentueringen vaak een aparte laag in thematische passages, ondanks de schijn van unisono. Dat zorgt voor een zekere diepgang en komt bovendien de kleurencombinatie van het ensemble ten goede. Daarnaast zijn er ook de uitgekiende drum- en baspartijen die, meer dan anders, compositorisch verankerd lijken waardoor de muziek een strak rechtlijnig karakter heeft.
De toon op ‘Canada Day II’ is overwegend positief en opgewekt maar ook een beetje sentimenteel, wat niet zo vreemd is, gezien Eisenstadt de meeste van deze stukken schreef in de periode waarin zijn zoon Owen werd geboren. Een van de mooiste composities is bijgevolg ‘Song for Owen’, dat prachtig werd gearrangeerd met onder meer gedempte trompet en waarin vibrafonist Chris Dingman zowel schittert in een solistische als in een begeleidende rol. Ook een hoogtepunt, maar dan op een heel andere manier, is het daaropvolgende ‘Now Longer’. Dit stuk wordt gedragen door een verslavende ostinate partij van Eivind Opsviks contrabas, die een rode loper vormt voor de solerende Matt Bauder. De saxofonist kan hier aanvankelijk bevrijd spelen, tot de groep zich steeds meer opdringt en uiteindelijk zelfs rechtstreeks met hem in de clinch gaat. Ook Nate Wooley laat zich opmerken als solist, vooral omdat hij meestal erg eigenzinnig te werk gaat. De trompettist stelt zich niet tevreden met simpele lijntjes en concentreert zich ook op een opmerkelijk ritmische frasering en een ruige klank.
Toch is het vooral de ritmesectie die de hoofdvogel afschiet. De al dan niet geïmproviseerde interactie tussen bas, drums en vibrafoon is erg plezierig om volgen en overschaduwt individuele bijdragen met gemak. Canada Day is dan ook een echte band en niet zomaar een losse verzameling uitstekende muzikanten. Samen met de erg originele composities en voortreffelijke uitvoering resulteert dat in een aantrekkelijke en kwalitatieve plaat, een aanwinst voor elke liefhebber.