Mahlers vierde symfonie behoort samen met de tweede en de derde tot de Wunderhorn-symfonieën, dat wil zeggen de symfonieën die gebaseerd zijn op zijn liederen uit 'Des Knaben Wunderhorn'. De kern van deze vierde symfonie is het vierde en laatste deel dat oorspronkelijk voor de derde symfonie bedoeld was. Dit deel is het lied 'Das Himmlische Leben' voor sopraansolo met orkest. Het beginmotief valt in de hele symfonie te bespeuren, zodat het werk vanuit compositorisch standpunt alleen al erg homogeen wordt.
Het eerste deel zet vrolijk in, met dialogen tussen houtblazers en strijkers die onderbroken worden door marsmotiefjes in de trompet. Omwille van de kleinere bezetting voor dit werk (geen trombones of bastuba, minder strijkers en kopers) klinkt het erg intiem en heeft het de kleur van een kamermuziekwerk. Op deze opname valt het tempo van dit deel erg tegen. Door het te traag te nemen, breekt Fabio Luisi de lijn die door het geheel gaat. Trompetten zijn erg zwak: ze klinken zeer vals en te scherp. Het tweede deel is een scherzo met heel veel solistische passages voor hoorn, houtblazers en viool. De vioolsolo is een soort dodendans, zoals de solo uit de 'Danse Macabre' van Saint-Saëns. De sfeer is sarcastisch, met een karikaturale ländler in de hoorn. Het derde deel is veruit het langste van de hele symfonie. In dit deel strekt Mahler de spanning uit over twintig minuten en speelt met kleuren (vooral in de strijkers) en toonaarden. Het deel begint erg sereen in de celli, evolueert met veel intensiteit naar het absolute climax waar het koper het beginmotief van het vierde deel majestueus uitspeelt. Wederom erg zwakke trompetten maar dit keer ook geen goede cellosolo, die naar zijn noten toeglijdt en net iets te vaak vals klinkt om Mahlers muziek alle eer aan te doen. De eerste hoorn rateert af en toe wat, wat op een live-opname vergeven zou worden maar niet op een studio-opname van enkele dagen als deze... Zoiets ligt niet aan de hoornist maar wel degelijk aan de mastering. In het vierde deel wordt de sopraansolo door Sandra Trattnigg gezongen. Dit deel beschrijft hoe goed het leven in de hemel is. Trattnigg ligt dit duidelijk niet. De kleur van de stem is wat schel, een interpretatie is eigenlijk ver zoek maar wat vooral erg stoort zijn de ademhalingen die op de verkeerde plaatsen genomen worden waardoor de spanningsboog helemaal verdwijnt. Ook haar lage noten klinken met veel storende lucht en komen zwakjes voor. Luisi gaat hier weer onder het tempo dirigeren, waardoor het geheel mist aan frisheid.
Voor een symfonie als deze is de opname een grote teleurstelling omwille van de te trage tempi en de zwakke soli (enkel de hobo en de hoorn komen er goed vanaf, trompet en cello zijn ondermaats). Voor een live-uitvoering zouden sommige schoonheidsfoutjes nog door de beugel kunnen, maar deze studio-opname doet eerder schande aan Mahlers muziek.
Meer over Gustav Mahler
Verder bij Kwadratuur
Interessante links