De Franse romantische symfonie is een zeldzaamheid. Berlioz schreef er een – de ‘Symphonie Fantastique’ - maar Berlioz was dan ook op meer dan één gebied een buitenbeentje in een muziekwereld die door salon- en operamuziek gedomineerd werd. De strijkkwartetten, strijkkwintetten en acht symfonieën van een Franse componist als Louis Théodore Gouvy (1819-1898) zijn dus nauwelijks bekend bij een groot publiek. Gouvy was dan ook niet echt een Parijse ‘insider’: hij was Franstalig maar kwam uit de Saarland regio van het Napoleontische keizerrijk, een district dat na 1815 weer bij Pruisen gevoegd werd. (Goffontaine, Gouvy’s geboorteplaats ligt trouwens tegenwoordig in de Belgische provincie Luik). Gouvy droeg dus de Pruisische nationaliteit en misschien is het wel daarom dat hij zich niet op het typisch Franse genre van de ‘Grand Opera’ richtte maar net symfonische muziek en kamermuziek schreef. Het hoeft dus ook niet echt te verbazen dat Gouvy haast volledig genegeerd werd in de Franse hoofdstad en dat zijn grootste bewonderaars – Germanofiel Berlioz uitgezonderd – muzikanten als Johannes Brahms, Joseph Joachim of Carl Reinecke waren. De Deutsche Radion Philharmonie Saarbrücken Kaiserslautern speelde Gouvy’s eerste en tweede symfonie in, gedirigeerd door Jacques Mercier.

Gouvys eerste twee symfonieën dateren uit 1845 en 1848, wat hen min of meer gelijktijdig deed ontstaan als de symfonieën van Robert Schumann. Het is echter nog meer de muziek van Mendelssohn en Carl Maria von Weber die in deze muziek doorschemert, in het vinnige scherzo van de eerste symfonie bijvoorbeeld. Het trage deel van de tweede symfonie had, met zijn pastorale sfeer en breed gedragen melodieën, zo uit een opera van Weber kunnen komen.

De hoekdelen van de twee symfonieën bevatten, naar Duits-romantisch voorbeeld, het meest gewichtige symfonische materiaal maar andere momenten zijn duidelijk beïnvloed door muziek die geliefd was in de Franse hoofdstad. Het langzame deel van de eerste symfonie neemt zonder meer een Franse of Italiaanse opera-aria als model. Al bij al kunnen deze twee symfonieën gerust naast zulke symfonieën van kleinere negentiende-eeuwse meesters als Louis Spohr of Joachim Raff gezet worden. Gouvy’s opzet is echter ambitieuzer: langere passages voor koperblazers tonen de invloed van Liszts symfonische gedichten. En hoewel deze muziek ‘absoluut’ is en dus geen specifiek verhaal uitbeeldt, is het dankzij Gouvy’s beeldende taalgebruik niet zo moeilijk om, met wat fantasie, er eentje bij te verzinnen.

De sonoriteit van de Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken Kaiserslautern is bovendien erg geschikt voor deze muziek. Met een klank die warm en rond blijft maar niets aan kracht verliest, komen beide symfonieën erg comfortabel over. Gouvy’s muziek bevat veel verdubbelingen, waarbij melodielijnen in meerdere instrumenten en meerdere registers tegelijkertijd gespeeld worden. Zulke verdubbelingen treffen een knappe balans, met een opvallend zuivere en slanke klank. Het transparant houden van de orkestratie doet de langzame delen van de twee symfonieën niet zwaar op de hand doen klinken maar melodisch en met de eenvoudige charme van een Duits ‘Lied’ of een operatische cavatina. Het bewijst dat de Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken Kaiserslautern een warm pleidooi houdt voor deze onderschatte muziek, die intelligent genoeg geschreven is en leuke momenten genoeg bevat om door een breder publiek gekend te mogen zijn.

Meer over Théodore Gouvy


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.