Rossini was bijzonder gevierd als operacomponist aan het begin van de negentiende eeuw, maar om een niet nader verklaarde reden (zijn spreekwoordelijke luiheid misschien?) gaf hij het componeren op rond 1830 en schreef nagenoeg niets meer tijdens de rest van zijn leven. Deze Petite Messe Solennelle is een van de uitzonderingen; het is een werk dat Rossini in 1863, op eenenzestig-jarige leeftijd neerpende. Het werd geschreven voor kamerkoor met vier solisten, met begeleiding van de instrumenten die in die tijd het meest gebruikelijk waren in de Parijse salons: twee piano's en harmonium. Het Nederlandse vocale ensemble Quink voert deze kleine mis uit, met solisten uit eigen rangen. Voor zowel piano's als harmonium werd voor historische instrumenten gekozen: twee Pleyel piano's, uit 1858 en 1869 respectievelijk, en een Munstel harmonium uit 1878.
De twee negentiende-eeuwse Pleyels waarop deze mis wordt uitgevoerd, klinken zoals je dat van een historische piano zou verwachten. Een droge, heldere aanslag, die iets mechanisch krijgt in het hoge register gaat goed samen met een spaarzaam pedaalgebruik, zoals pianisten Leo van Doeselaar en Wyneke Jordans dat doen. Hierdoor blijft de pianobegeleiding transparant en hoor je elk ostinaat en elk begeleidingsfiguurtje. En het harmonium, tja, het is niet meteen het mooiste instrument dat ooit uitgevonden werd, maar Rossini weet er smaakvol gebruik van te maken, door dit kleine orgeltje de rol te geven die houtblazers in een (vroeg)romantisch orkest zouden krijgen. De instrumentale interludes worden ingetogen en bescheiden gespeeld, mooi in de stijl van deze soort van muziek.
Door te kiezen voor eigen solisten (de partijen worden afgewisseld, zodat iedereen ruwweg evenveel voor zijn rekening neemt) wordt er een erg egaal kleurenpalet geschapen. De soli steken niet boven de koorgedeeltes uit, en qua interpretatie en stijl van zingen zitten ze allemaal op dezelfde lijn. Nadeel is wel dat de variatie in dit soort religieuze muziek (het afwisselen van polyfone en egale koorpassages met individuele solomomenten) verloren gaat, en dat de cd wat vlak overkomt. Want hoewel de soli goed gezongen zijn, met een mooie, gecontroleerde vibrato en een uitstekend verstaanbare tekst, is er nergens een moment waarop je voelt dat hier meer dan een getrouwe weergave van het origineel wordt gegeven. Het ontbreekt wat aan échte solisten dus. Tenor Harry van Berne zingt het 'Domine Deus' verzorgd en met voldoende dynamische verschillen, maar jammer genoeg ontbreekt hem net dat beetje kleur om deze soli werkelijk interessant en meeslepend te maken. En hetzelfde geld ook wat voor bas Wiard Withold, die de solo in het 'Quoniam' voor zijn rekening neemt. Maar verder zijn de vocale gedeeltes mooi en verzorgd: het Quink ensemble zingt vlot samen, klinkt heel doorzichtig en bezit een haarzuivere intonatie. Leuk is trouwens ook dat het cd-boekje heel gedetailleerd vermeld wie welke gedeeltes van de mis uitvoert.
Deze Petite Messe Solennelle wordt goed en met smaak uitgevoerd. Jammer genoeg is daarmee het meeste gezegd. De uitvoering komt een klein beetje vlak over, terwijl Rossini zelf natuurlijk eerst en vooral een componist van opera buffa is. Dit religieuze werk, hoe aangenaam het ook klinkt, is dan ook niet meteen zijn sterkste, en grootse muzikale momenten, zoals je die in Rossini's opera's terug vindt, kom je hier zelden tegen.
Meer over Gioacchino Rossini
Verder bij Kwadratuur
Interessante links