Wie Gershwin zegt, zegt jazz, musical en Broadway. Muziek voor het brede publiek - hij componeerde talloze songs - in gemixte stijlen, vooral klassiek, jazz en blues. Zijn operamusical 'Porgy and Bess' ging in première in 1935 op Broadway, New York. Gershwin dirigeerde zelf deze productie en maakte aanzienlijk wat aanpassingen en verbeteringen. Dirigent John Mauceri ging op zoek naar het manuscript en de versie die op deze plaat staat, is diegene die de New Yorkers hoorden op 10 september 1935.
Het verhaal speelt zich volledig af in een 'black community' en bijgevolg zijn alle gecaste zangers zwarte, Amerikaanse vertolkers. Het libretto, origineel gepubliceerd door Gershwins broer Ira, is in het 'slecht' Engels. In het bijhorend boekje staat die dus bijgevolg ook zo geschreven. Het duurt even om er aan te wennen en 'Gawd' te associëren met 'God' of 'gal' met 'girl'. Maar de cast beheerst het taaltje echt goed en de gesproken of halfgezongen passages doen echt denken aan 'The Cosby Show'. De muziek is vanzelfsprekend een mix van blues, jazzy tunes en een klassieke orkestratie. In de – vrij korte - ouverture vallen de kopers op, die enkel akkoorden spelen, waarop een piano jazzy lijkt te improviseren. Ook laat Gershwin zien dat hij de stijl van de negro spiritual goed kent: de aria 'It ain't necessarily so' is volledig opgebouwd volgens het principe vraag en antwoord, solo versus koor. Woorden als 'Zimbamboodleoo' moet het Afrikaanse karakter nog wat sterker maken. Robert Mack, die deze aria van personage Sporting Mack zingt, is geweldig goed in zijn rol. Het overdreven wegmoffelen van medeklinkers, zoals Afrikanen wel eens doen, maakt de blues-achtige muziek nog sappiger. Het valt wel op dat vrijwel alle zangers qua zangkwaliteiten niet erg hoog presteren. Ze hebben eerder ruwe stemmen, wat tegen de softe klank van het orkest ingaat. De vibrato van Marquita Lister (Bess) is er ver over en ook Alvy Powell (Porgy) heeft de neiging zijn stem op een artificiële manier donkerder te maken en heeft een erg wijde vibrato. Gershwin wisselt spreken met zingen af, bijvoorbeeld ook door enkel gesproken karakters in te voeren; in de scène met de detective en een agent, beide spreekrollen, converseren deze twee met de andere personages die al zingend antwoorden, wat voor erg veel (te veel?) variatie zorgt. Andere passages zijn dan weer in doorgecomponeerde stijl zonder echte melodielijnen.
Het orkest speelt ritmisch erg precies en stuwt het geheel goed vooruit. Het dringt zich echter nooit op en blijft mooi, maar genoeg present, op de achtergrond. De opname zelf gebeurde in een studio, maar met duidelijk veel rekwisieten en toch iets van een enscenering, gezien de bewegingen van de ene kant naar de andere van de 'scène' en scènegeluiden als een slaande deur goed hoorbaar zijn. Voor de meeste muziek van deze opera zijn eigenlijk geen klassieke zangers vereist, de muziek is als gegoten voor Afro-Amerikanen. Het zijn dan ook inderdaad de beste zangers niet, maar ze geven zich volledig aan hun rol en zijn, vooral in de gesproken delen, enorm expressief. Voor wie van musical houdt is dit een leuk hebbeding.
Meer over George Gershwin
Verder bij Kwadratuur
Interessante links