De eerste plaat die de Italiaanse bas-bariton uitbrengt bij Deutsche Grammophon is meteen aan het Italiaanse werk van George Frederic Händel gewijd. Dat is een opvallende keuze want D'Arcangelo komt niet echt uit de barokwereld en maakte in de plaats naam met uitvoeringen in grote operahuizen ter wereld van Mozart, Haydn en het Italiaanse repertoire uit de negentiende eeuw. Het doel van deze plaat is echter om een zo volledig mogelijk beeld van Händels muziek te geven en dat doet deze selectie, met wendbare Italiaanse aria's uit Händels vroege, Romeinse periode en latere aria's die Händel voor zijn (Italiaans gesproken) opera's voor het Londense publiek schreef.
Ildebrando D'Arcangelo zingt met overgave en enthousiasme. In zijn interpretatie zit evenveel variatie als in de stukken die hij uitkoos en puur op inlevingsvermogen is hij een plezier om te beluisteren. Jammer genoeg hoort men dat het niet zozeer Händel is waarmee hij naam heeft gemaakt maar wel met het ijzeren negentiende-eeuwse repertoire van Verdi en Puccini. Coloraturen zijn er wel maar niet zo accuraat als men gewoon is om te horen bij barokzangers en men kan merken dat hij wat vaak moeite moet doen om zijn grootse stem aan te passen aan een kleiner barokidioom. Dat wordt in een dozijn aria's duidelijk, bijvoorbeeld in 'Tirannia gli diede il Regno' uit 'Rodelinda' of 'Sorge infausta una Procella' uit 'Orlando', waar het tempo blijkbaar geen metronoomcijfer vlugger had gemogen. Storen doet dit niet zo echt maar als luisteraar blijft je zitten met een gevoel dat dit ook al beter heeft geklonken, in de schitterende Händel opnames van Il Complesso Barocco en Alan Curtis bijvoorbeeld (die trouwens evengoed bij Deutsche Grammophon cd's uitgeven). Bovendien bezit D'Arcangelo iets erg logs op bredere frases. Zulk brede interpretatie doet het goed in negentiende-eeuwse muziek, waar een groot klankvolume nodig is om boven een symfonisch orkest uit te kunnen en men met louter stemkleur en –volume kan uitpakken maar bij Händel daarentegen gaat het in de allerlaatste plaats pas om stemvolume. Een laatste minpuntje is bovendien dat Händel zowel voor bariton als voor echte bas schreef en dat men het gevoel krijgt dat sommige stukken wat buiten D'Arcangelo's stembereik liggen. De extreem diepe aria 'Fra l'ombre e gl'orrori' uit 'Aci, Galatea e Polifemo' werd blijkbaar slechts met een doel in deze selectie opgenomen en dat is het tonen van D'Arcangelo's zorgvuldig geplaatste diepste register maar dat register mist kleur en dat grote sprongen naar de hoogte komen moeizaam over.
Modo Antiquo, het Italiaanse barokorkest dat D'Arcangelo begeleidt brengt het er beter van af. Händels begeleidingen, enkele opmerkelijke uitzonderingen uitgezonderd, zijn vrij voor de hand liggend. Twee aria's krijgen een opwindend martiale begeleiding van respectievelijk hoorns en trompetten en pauken mee en dat zijn 'Voli colla sua Tromba' uit 'Ariodante' en 'Sibilar gl'angui d'Aletto' uit 'Rinaldo'.
Deze plaat staat – gelukkig! – ver verwijderd van de totaal anachronistische macho-uitvoering van Rolando Villazons Händel-plaat (Deutsche Grammophon 477 8056) en bezit even gelukkigerwijs ook grote pluspunten. Dat zijn dan D'Arcangelos inlevingsvermogen, de prachtige prestatie van het orkest of de intrinsieke technische kwaliteiten die een zanger van zijn niveau bezit. Interpretaties blijft men echter met het gevoel zitten dat dit toch wat beter kan en bovendien dat velen deze muziek en behendiger, eleganter en lichter gezongen hebben.
Meer over George Frideric Händel
Verder bij Kwadratuur
Interessante links