Ver weg is de tijd dat Hooverphonic nog gewoon Hoover noemde en sfeervolle triphop maakte. Bij introductie van een nieuwe frontvrouw, de Nederlandse Geike Arnaert kwamen jazz en imago meer en meer op de voorgrond. Inmiddels is de band aan zijn derde leading lady toe en is Geike een eigen artistieke weg ingeslagen, vorig jaar nog samen met Spinvis onder noemer Dorléac. Nu is Geike gewoon Geike en presenteert haar soloplaat ‘For the Beauty of Confusion’, waaruit blijkt dat de blondine wel degelijk voor een groot stuk verantwoordelijk was voor de uitstraling van Hooverphonic.
Vaststelling: Geike heefteen fantastische stem die zowel broze als extraverte momenten moeiteloos aankan. Vaststelling: Hooverphonic toetsenist Frank Duchêne heeft zijn diensten ter beschikking gesteld voor zowel het producen als mixen van deze plaat, wat een enigszins vergelijkbaar klankspectrum verklaart. Vaststelling: dit schijfje bevat twaalf leuke, enigszins zweverige popliedjes maar mist een beetje samenhang en ziel, waardoor ze allicht ook de grote massa niet zal beroeren.
Het is beter de individuele liedjes van Geike te analyseren dan de plaat als geheel te keuren, wat misschien nog niet zo heel erg is in tijden van wild en willekeurig downloadgedrag. En dat levert veel leuke verrassingen op. Er staat immers niet één slecht nummer op ‘For the Beauty of Confusion’, een onterecht weerbarstig albumtitel. De blonde zangeres blijkt een ‘lyrical gangster’ die mens en maatschappij voortdurend in twijfel trekt, zichzelf op de eerste plaats. Daarbij balanceert ze, zoals single ‘Rope Dancer’ aangeeft, voortdurend op een slappe koord tussen verschillende emoties.
Opener ‘In Gold’ lijkt op een vocale smeekbede, maar wordt dan vermengd met zwaar psychedelische elektronica die een fout verwachtingspatroon creëert voor de rest van de plaat. Het lijkt immers of Geike klaar is voor een dosis stevig digitaal vertier, maar niets blijkt minder waar. De echt uit zichzelf tredende bijdragen op dit album zijn immers op één hand te tellen.
‘Rope Dancer’ krijgt een funky touch door zijn voortdrijvende baslijn, maar groeit met slaand drumwerk en strijkers uit tot een bijna demonische song. Verder houdt Geike het eerder introvert. De pianoballade ‘107 Windows’ zoekt het terrein van Tori Amos waarbij de ziel van de zangeres op de tafel wordt gelegd, maar bevat tevens een ijle, mysterieuze onderbouw. Een van de allersterkste bijdragen is echter ‘Blinded’ (met een onwaarschijnlijk stembereik), een track die terug doet smachten naar tijden van Jacky Cane dankzij zijn vrolijk hobbelende melodie en grandeur van dramatiserende violen.
Het is duidelijk dat Geike helemaal haar eigen gang is kunnen gaan op ‘For the Beauty of Confusion’. Haar stem blijkt oppersterk, zowel in groteske als intieme momenten. Ook het daarrond gebouwde klankkader is keurig opgebouwd. Toch komt niet echt een eigen karakter of rode draad naar voren, alsof alle ideeën niet netjes op een rij konden worden gezet. Dat geeft dit album nogal een rommelig karakter. Er is dus best wat tijd nodig om deze plaat te laten rijpen, en het is maar de vraag of veel Hooverphonic fans bereid zijn om die inspanning op te brengen.