Gallows heeft zijn crisis overleefd. Frank Carter, getatoeëerd podiumbeest en vlaggenschip van de op en top Britse hardcoresensatie, gaf er in 2011 nogal plots de brui aan. In plaats van op te geven, rekruteerden de resterende bandleden Alexisonfire-frontman Wade MacNeil, een Canadese punker van het zuiverste bloed. Met een titelloze plaat neemt Gallows, die in 2009 van Warner nog een miljoen-pond deal ondertekende en op weg was om een ruige massapubliekband te worden, dus een tweede start.
Opgenomen in thuishaven Watford en op het eigen label uitgebracht, keert het nieuwe album terug naar de roots van de band: onvervalste hardcore. Dat betekent ruige, erg energieke muziek vol zang- en gitaargeschreeuw. Een luidruchtige wall of sound van gitaren, hoekige basriffs en zwaar aangemepte drums geven het noisepatroon aan voor de tierende screamo-stem van zanger MacNeil: een regelrechte uppercut. Gitzwarte titels als ‘Everybody Loves You (When You’re Dead)’ of ‘Victim Culture’ geven gestalte aan de haat en woestenij waar Gallows voor staat. Gezamenlijk gescandeerde refreinen verscherpen de punkspirit.
Gelukkig gaat dit album niet uitsluitend voor muzikale razernij. In ‘Outsider Art’ voorzien van een strakke rock’n’roll viermaat, wordt gekozen voor harmonieuze kreten (een knipoog naar The Misfits) in plaats van keelschurend getier. Zo kan in opvolger ‘Vapid Adolescent Blues’ het ritme gemakkelijk verdubbelen tot een moordend hardcorepatroon. Hier worden meer openhartige gitaarmelodieën gebruikt om toch niet helemaal te vervallen in pure waanzin (wat in een hoekig ‘Austere’ dan weer wel gebeurt).
Gallows weet telkens zijn eigen muzikale weg te kiezen: eentje van originele constructies en vaak wisselende partijen, maar toch volop in de gangbare, voorspelbare punkgeest. Minder vanzelfsprekende bruggen en breaks worden met gemak genomen, om erna met nog meer verpletterende kracht toe te staan. Het geeft deze muziek een intelligent tintje, zonder dat aan energie wordt ingeboet. Want dat laatste blijft toch de constante, verpakt in een positieve dosis noise. Met een nagalmend “we’re always waiting for the death”, sluit de band zijn verrijzenis fabuleus af.