Gabriel Fauré (1845-1924) was geen componist van grote orkestwerken. Hij schreef een betrekkelijk klein oeuvre bij elkaar en de meeste van zijn werken zijn bescheiden in omvang en instrumentatie: meer dan welke andere Franse componist ook (met uitzondering van liedcomponist Duparc) was Fauré een componist van liederen en kamermuziek, voor piano solo, harp solo of voor viool en piano, fluit en piano of cello en piano. Weinig verrassend dan dat van de zeven solowerken op deze cd, voor piano, viool, cello of fluit en orkest er een aantal eerst met pianobegeleiding geschreven werden en pas nadien (niet altijd door Fauré zelf) georkestreerd werden.
Hoofdbrok van de opname zijn twee werken voor piano en orkest, de 'Ballade' uit 1879 en de 'Fantaisie' uit 1919, telkens eendelige werken van een vijftiental minuten lang. Fauré gaf toe dat de woudscènes uit Wagners 'Siegfried' de indirecte inspiratie vormden voor zijn vijftien minuten lange 'ballade' maar de gelijkenis gaat niet ver op: dit blijft muziek voor een Frans salon, geen Duits woud. Fauré mag dan wel weinig grote orkestwerken hebben geschreven, hij bezit een spits oor voor klankkleur en orkestreert erg solistisch. Fluit en klarinet uit het orkest worden vaak bijvoorbeeld bijna even solistisch behandeld als de piano.
Het eendelige vioolconcerto opus 14 is een neoklassiek werk dat wat in de stijl van romantische Franse componisten als Saint-Saëns, Gounod of Massenet geschreven is. Men hoort noch impressionistische klankwolken hier noch een opvallend kleurrijke orkestratie maar een heldere, klassieke lijnvoering, verstaanbare, logisch gestructureerde melodieën en een matig virtuoze vioolpartij die violist Jean-Marc Phillips-Varjabédian karaktervol maar transparant uitvoert. Het concerto wordt voorafgegaan door de elegante 'Berceuse' voor viool en orkest (in een orkestratie niet van Fauré zelf maar van Philippe Gaubert) een favoriet bisnummer op vioolrecitals door zijn zeemzoete, gelaten sfeer.
Cellist Henri Demarquette voert Fauré's twee korte stukken voor cello solo, de 'Elégie' opus 24 en de 'Romance' opus 69 uit met passie en gevoel voor drama. Dat is in de donkere 'Elégie' zeker niet misplaatst, waar Fauré meesterlijk het lyrische midden- en lage register van de cello gebruikt. Fluitiste Juliette Hurel krijgt de kleinste rol, met slechts één, kort werkje dat ze uitvoert, de 'Fantaisie' opus 79 maar ze brengt het er erg knap vanaf, met een warme, kernachtige fluitklank die moeiteloos projecteert en ook op de laagste noten warm en helder blijft klinken. De begeleiding door het Orchestre de Bretagne is doorheen de hele cd functioneel en muzikaal zonder echter op eender welk moment de solisten uit het voetlicht te houden.
De zeven werken, die hier in puur chronologische volgorde voorgesteld worden, laten een Fauré horen die nagenoeg onbekend is (de vijf kortere werken voor fluit, viool of cello worden zeker in hun orkestrale versie zelden uitgevoerd) maar die heel vertrouwd aandoet. Fauré's stijl wordt herkenbaar delicaat en classicistisch gebracht door vier overtuigende solisten.
Meer over Gabriel Fauré
Verder bij Kwadratuur
Interessante links