Dat het kwartet van Frederik Desmyter na een kleine tien jaar samenspelen eindelijk een cd uitbrengt, is vooral de verdienste van drummer Marek Patrman en bassist Manolo Cabras. Bandleider Desmyter speelt naar eigen zeggen immers steeds met de angst dat alles wat hij nalaat later tegen hem gebruikt kan worden. Enkele jaren geleden overwon hij de dwingende dreiging van die arrestatieformule al gedeeltelijk toen Chris Joris hem vroeg om achter het klavier te kruipen voor zijn album 'Out of the Night'. En nu is er dus 'Something to Share', waarop de vaste ritmesectie vergezeld wordt door tenorist/klarinettist John Ruocco.
De titels van de nummers zijn voorzien van heel wat filosofische en spirituele verwijzingen. Zo is de semi-atonale opener 'Doo the Bop – I Saw an Alien' een komische allusie op de ontmoeting die Desmyter had met een buitenaardse mens. Blijkbaar zorgde dat voor de nodige inspiratie: het thema klinkt ondanks de archaïserende bebopstijl niet al te houterig en het levert meteen een stevig lanceerplatform voor een resem solo's. Daarna slaat de muziek wat om in een meer melancholische sfeer wanneer in 'Elegy' een langgerekte saxofoonsolo de opening vormt. De harmonie wordt herleid tot een absoluut minimum, waarbij bas en solist vrij atonale motieven met elkaar combineren tot een los contrapuntisch weefsel.
Het meest vernieuwende facet van de muziek van het Free Desmyter Quartet is echter de ritmebehandeling. Die bevrijdt zich volledig van strikte maatstructuren en drijft enkel op een inwendige puls. Alle maatstrepen worden geschrapt maar desondanks staat de ritmiek als een huis en vormt ze de basis van zowat elk stuk. Deze ongebondenheid geeft een enorme vrijheid aan de solist, die zijn fraseringen niet meer in het strikte metrische keurslijf moet stouwen. Dat demonstreert Desmyter bijvoorbeeld in 'Indulgence', waar hij na een uiterst kort thema een enorme climax opbouwt in zijn solo. Vertrekkend van een motief met maar enkele noten evolueert hij naar een spel van eindeloos uitgesponnen lijnen. Opvallend is ook dat Desmyter veel percussiever speelt dan hij bij Chris Joris doet.
Hoe goed de leden van de ritmesectie wel op elkaar ingespeeld zijn bewijzen ze in de vele accentplaatsingen en –verschuivingen. Patrman hoeft maar één of twee subtiele tikken te geven op zijn snare en Cabras en Desmyter weten al hoe de vork in de steel zit. Bij het vrij geïmproviseerde 'Even' wordt ook duidelijk hoezeer de muzikanten naar elkaar luisteren, waarbij ze bij elkaar motieven gaan afsnoepen om daar dan zelf mee aan de slag te gaan. Wanneer het ritmisch even loos lijkt te gaan, zoals in 'Thrill', waar iedereen in een andere tijdslaag opereert, redt het kwartet de coherentie door een perfect gebalanceerde textuur- en dynamiekwerking. Naast de ritmische hoogstandjes zijn ook de ballades vermeldenswaard. Die worden met veel gevoel gespeeld maar de wringende harmonie behoedt ze voor een overdosis sentimentaliteit. Met een debuutplaat als deze mag het duidelijk zijn dat Desmyters angst om iets na te laten, volkomen ongegrond is.
Meer over Free Desmyter Quartet
Verder bij Kwadratuur
Interessante links