Voor hij aan een solocarrière begon maakte Fredy Massamba, die in 1997 zijn geboorteland Congo ontvluchtte, naam als lid van de Tambours de Brazza waarvan hij eveneens medeoprichter was. Zijn eerste soloalbum ‘Ethnophony’ leverde hem een Kora Award op voor beste mannelijke artiest uit centraal Afrika.
Nu is er een tweede album ‘Makasi’, wat zoveel betekent als “kracht” in het Lingala. Toch is ‘Makasi’ een album dat het niet direct moet hebben van het grote afrogebaar. Hier geen grote band die een stomende groove neerlegt en een imposant geluid ontwikkelt. De muzikale ambities zijn er echter niet minder om en het is net door de combinatie van dosering en muzikale inbreng dat deze plaat extra geloofwaardig klinkt. ‘Makasi’ is dan ook geen voorbeeld van de snelle hap. Integendeel, er is duidelijk veel werk gemaakt van het eindproduct, met echte songs en goed getimede arrangementen. Steevast blijft het geluid lekker licht, met mooi in elkaar passende percussie en kleine stukjes Afrikaanse klanken van kora, likembe of ngoni. Althans, zo lijkt het, want bij momenten is het moeilijk uit te maken of deze instrumenten live ingespeeld, dan wel studiogewijs aangebracht werden, wat ook aangeeft hoe verzorgd de productie van de plaat gebeurd is.
Een constante op ‘Makasi’ is de meerstemmige zang van Massamba. Door dit niet permanent, maar slechts in bepaalde delen te doen, wordt het artisanale van de muziek nog versterkt. Die authenticiteit weet de muziek te bewaren in verschillende gedaantes. Soms neigt die meer naar soul, hiphop of zelfs pop, dan weer domineert een sterk live afrogevoel. Daarbij krijgt Massamba het gezelschap van enkele gastvocalisten: leuke aardigheidjes, maar zelden essentieel. Ook zonder deze toevoegingen zou ‘Makasi’ stevig overeind blijven.
Wanneer de blazers bovengehaald worden, krijgt de muziek de sterkste live-sfeer, zoals in het openende ‘Ngunga’ waar de keyboards en de gelaagde percussie er dan nog mooi een psychedelisch randje rond leggen. Grootser dan dit wordt het geluid op de cd niet, maar dat vormt nooit een echt probleem. De muziek heeft immers genoeg te bieden. Zo zorgt de combinatie van een beweeglijke bas en een zwoele of twinkelende gitaarlijn in nummers als ‘Nkembo’ en ‘Nkolo’ voor een bescheiden, maar efficiënte polyfonie.
Bijzonder fraai is de ritmische complexiteit die met de glimlach uit de mouw geschud wordt: heerlijk wat tegenzittend in ‘Malembe’, op het randje van het wringen in het lome ‘Bossananga’ (dat zo de poppy inslag verteerbaar maakt) en met stevige, maar knap en soepel uitgevoerde ritmische breuken in het minimal-tribale ‘Nguidi’.
Hoe subtiel Massamba en zijn ploeg de grens tussen studio en podium bewandelen, is het mooist hoorbaar in ‘Mbemba’ waar een sunshine-gitaartje vakkundig afgewisseld wordt met een duidelijk hiphopgetinte productie. Zo tikt het nummer de luisteraar amusant van de ene kant van de andere, waarbij de typerende Afrikaanse ritmiek weer mooi ingewerkt wordt. Nieuw is het uiteraard allemaal niet, maar de integriteit waarmee Fredy Massamba en zijn entourage de Afrikaanse traditie hier hanteren, getuigt van een even grote als ingehouden klasse.