In het bestek van een aantal maanden verschenen bij Deutsche Grammophon in dit Liszt-jaar twee veelbelovende piano-cd's. Een eerste met diens eerste en tweede pianoconcerto, uitgevoerd door Daniel Barenboim met de Staatskapelle Berlin onder leiding van Pierre Boulez, en daarnaast nog een fascinerend recital door Pierre-Laurent Aimard met als spil Liszts monumentale pianosonate. Het toeval wil dat de jonge virtuoos Liebrecht Vanbeckevoort precies dit repertoire uitkoos voor zijn derde opname na de uitstekende prestatie die hij neerzette op de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano een aantal jaar terug, die hem op slag beroemd zou maken. Inmiddels werden er al vraagtekens geplaatst bij de integriteit van Vanbeckevoorts persoonlijkheid: zo was hij te horen in een wel erg laagdrempelig duorecital met Jef Neve en populistisch werd hij helemaal door op de Night of the Proms aan te treden. Met deze Liszt-cd moet de pianist zijn geloofwaardigheid kortom heroveren, maar met Aimard en Barenboim als onmiddellijke concurrenten is dat in ieder geval geen gemakkelijke opgave.
In de Liszt-sonate, schijnbaar het moeilijkste werk om zich in te bewijzen, houdt Vanbeckevoort zich min of meer staande. Hij is er niet de interpreet naar om grote keuzes te maken in dit dikwijls gespeelde repertoire, wat uiteraard niet noodzakelijk een minpunt hoeft te zijn. De pianist kiest immers voor een gematigde aanpak, met een zekere transparantie als nevenverschijnsel. Er gebeurt zodanig veel in dit werk dat wie elke cel wil uitwerken, uitkomt bij een onoverzichtelijke lezing. Chaotisch is Vanbeckevoorts Liszt dan ook in geen geval, hoewel bepaalde passages (zoals het begin of de beruchte fuga) donkerte en karakter missen. Het gegeven dat de virtuoos op sommige punten echt durft uitpakken met lichtheid, siert hem, maar niet altijd lijken de keuzes helemaal op hun plaats. De indruk bij deze Liszt is dus dubbelzinnig: de puurheid van de partituur blijft overeind, en wel omdat de uitvoerder over het geheel gesproken te weinig expliciet interpreteert.
Met de pianoconcerti kan men anderzijds weinig verkeerd doen, zo lijkt het. Zeker het orgiastische eerste concerto, waarin gehamer op het klavier meer frivole passages afwisselt, is weinig interessant voor pianisten die zichzelf bloedserieus nemen. Vanbeckevoort speelt hier alweer degelijk, hoewel het deze keer extra opvalt hoe weinig spitant bepaalde passages zijn uitgewerkt. Het orkest, de Brussels Philharmonic onder leiding van de amper bekende Enrique Mazzola, heeft een robuuste, forse klank die er echt staat, behalve in het meer solistisch opgevatte 'Adagio', waarin een gebrek aan draagkracht onvermijdelijk opvalt. Alweer vermijdt Vanbeckevoort behendig het al te grote gebaar, dat tot resultaten kan leiden die aanleunen bij de karikatuur. Geen Boris Berezovsky of Lang Lang bij Vanbeckevoort, die de inwendige glinstering van de muziek opzoekt en Liszt puur natuur tracht te vertolken. In het tweede pianoconcerto lukt dit minder goed. Bijna nergens wordt de toehoorder hier prikkelingen gewaar die aangeven dat er een bewuste betrokkenheid bestaat tussen de muzikanten en hun partituur. Zonder veel omhaal wandelen orkest en dirigent van de eerste tot de laatste noot, met een mooi opgepoetste orkestklank die goed bevalt, maar niet in de diepte ontroerd. De virtuoze strubbelingen overleeft Vanbeckevoort moeiteloos, maar men merkt duidelijk dat het ooit strubbelingen waren waaraan in deze uitvoering extra gewicht wordt gekoppeld.
Deze Liszt-cd is dus een aangename verpozing, maar er zijn nu eenmaal stukken betere uitvoeringen op de markt, waarop muzikanten zich laten opvallen als zijnde emotionele artiesten die de partituur met succes op hun eigen leven enten en zodanig extra diepgang kunnen geven. Misschien mist Vanbeckevoort, zoals Rilke het zou zeggen, "levenservaring" om deze muziek in de huid van de luisteraar te laten priemen.