Kamermuziek uit de negentiende eeuw is vrij zeldzaam in Frankrijk. In een wereld waarin opera het dominante genre was, bestond kamermuziek voor een groot gedeelte uit gelegenheidswerken en salonmuziek. Pas naar het einde van de negentiende eeuw toe ontwikkelde een generatie Franse componisten waaronder Camille Saint-Saëns en Gabriel Fauré een eigen Franse tak aan een genre dat hoofdzakelijk uit Duitse en Centraal-Europese muziek had bestaan. Fauré schreef enkel kamermuziekwerken (waaronder twee viool- en twee cellosonates, een strijkkwartet en twee pianokwartetten en -kwintetten) voor snaarinstrumenten en hoewel de piano in haast elk kamermuziekwerk aanwezig is, vervult die een veeleer ondersteunende functie voor de strijkers. De twee pianokwartetten, voor viool, altviool, cello en piano opus 15 en 55 werden hier ingespeeld door het Wanderer pianotrio met hulp van altviolist Antoine Tamestit in een opname die Faurés gelaagde en complexe muziek alle eer aandoet.

Het cd-boekje trekt een terechte vergelijking tussen de muziek van Johannes Brahms en die van Fauré en hoewel het niet helemaal zeker is of Fauré Brahms' pianokwartetten wel kende, zijn er zeker gelijkenissen tussen beide mannen. Die bevinden zich in de inventieve manier waarop beide componisten met harmonie omgaan, in het abstracte karakter van hun muziek of in de doorwrochte maar nooit cerebrale polyfonie van hun kamermuziek. De openingsmaten van het eerste kwartet, opus 15 vertonen veel affiniteit met de muziek van Brahms, met hun zware akkoorden, spel met melodische motieven en dialoog tussen piano en strijkers, net als het diepzinnige derde deel, dat niets oppervlakkigs bezit en puur en eerlijk vorm krijgt van de vier muzikanten.

De dromerige sfeer die het Wanderer trio zo mooi kan oproepen in de trage delen (ook het langzame deel van het tweede kwartet is een pareltje) is dan weer typisch Frans en typisch Fauré, met haar onbestemde melodieën en gewichtsloze manier van spelen. Het onbeschaamd vrolijke van de finales is ook typerend voor deze componist en eindigt beide kwartetten optimistisch en vrolijker dan ze begonnen.

Waar Fauré vaak wordt aanzien als een voorloper van het mijmerende impressionisme, lijkt het logischer hem hier te bekijken als een neoclassicist, voor wie een heldere lijnvoering het belangrijkst blijft. Want wat deze uitvoering zo verheft boven andere is de transparantie waarmee Faurés muziek wordt vormgegeven, een transparantie die bij momenten haast Mozartiaans aandoet. Zowel binnen het strijktrio als tussen strijkers en pianist Vincent Coq heerst een overzichtelijke, rationele dialoog die elke muzikant de kans geeft expressief uit de hoek te komen maar Faurés muziek niet zwaar en troebel maakt. Bepaalde passages, zeker in de piano lijken vanwege hun eenvoudige helderheid haast zo uit de volksmuziek te komen.

Faurés muziek laat zich niet zo gemakkelijk interpreteren. Deze ogenschijnlijk eenvoudige muziek kan al snel hermetisch en inhoudsloos worden in een weinig intelligente uitvoering maar het Wanderer Trio en altviolist Antoine Tamestit zorgen hier voor een toegankelijke, zonnige, transparante lezing die Faurés twee pianokwartetten zowel diepgang als helderheid meegeeft.

Meer over G. Fauré


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.