Machismo blijft de muziek niet van bespaard. Van hiphop en puberpunk tot powerjazz en klassieke virtuozen willen muzikanten uitpakken met een zorgvuldige gestyled imago en/of muzikaal-technische vaardigheden. Meer dan auditief spektakel levert het doorgaans echter niet op. Ook de wereld van de zigeunerbrassbands ontsnapt niet aan het macho-euvel en dus werd het voor de twee toonaangevende Balkanbands tijd om uit te maken wie nu de lakens uitdeelt: de Roemeense Fanfare Ciocărlia of het orkest van de Servische trompettisten Boban en Marko Marković.
De kwaliteiten van beide brassbands zijn ondertussen wijd en zijd bekend: van de indrukwekkende kracht en de halsbrekende tempi tot de knappe arrangementen. Deze muzikale kwaliteiten worden gelukkig niet opgeofferd aan het muzikale “dispuut”. Of de groepen nu afzonderlijk of samen spelen, de composities zijn steevast opgebouwd uit verschillende delen en wisselen geregeld van arrangement en van tempo. De muziek klinkt veelal gelaagd, waarbij tussen de lage koperblazers en de melodie in de hogere regionen een extra stem gevoegd wordt. Bovendien ligt de nadruk hier op het soepele ensemblespel, meer dan op de solistische vaardigheden van enkelingen.
Met een programma dat bestaat uit vier tracks van het Boban & Marko Marković Orchestra, vier van de Fanfare Ciocărlia en dan nog eens evenveel met de twee orkesten samen, is ‘Balkan Brass Battle’ een mooie kans om de twee formaties naast elkaar te plaatsen.
Het orkest van Boban & Marko Marković legt de nadruk op de trompetsectie (vijf muzikanten sterk) die de melodie meerstemmig geharmoniseerd laat horen. Door dit breed uitwaaierend geluid en de krachtige klank van het geheel, krijgt de band soms de allures van een tv-showorkest, maar even goed kunnen ze volks klinken, maken ze een uitstapje naar de Alpen of stoeiende ze met een akoestische discobeat.
Bij de Fanfare Ciocărlia is het klankpallet door de aanwezigheid van saxen en klarinet rijker. Dit verruimt het groepsgeluid in het ensemblespel, des te meer wanneer de rietblazers even centraal komen staan en de muziek vederlicht wordt. De Roemenen kiezen eerder voor eenstemmige melodieën en grijpen sneller naar roepende of declamerende vocalen. Hun visitekaartje van halsberekende tempi is vooral te horen in ‘Suite a la Ciobana’ dat inzet in een rotvaart maar meermaals nog een tandje bij steekt, zonder dat het haarjuiste samenspel er onder gaat lijden. Dat de band van vader en zoon Marković desondanks niet veel moet onderdoen is te horen in hun ‘Topdzijsko Kolo’.
Extra interessant zijn de twee versies van de jazzklassieker ‘Caravan’. Fanfare Ciocărlia benadrukt de latinvibe, terwijl de band van de Marković’en opteert voor een stompend geluid in het slagwerk en een zwaardere basriff, later gevolgd door een Oosters aandoende brugpassage.
Wanneer de twee bands de handen in elkaar slagen, wordt de sonore krachtontplooiing fenomenaal, zeker in de geharmoniseerde melodievoering van ‘Devla’. Dat in deze setting de muzikaliteit niet wordt opgeofferd aan de gezamenlijke power is het best te horen aan de afsluitende ‘Asfalt Tango’. Het arrangement is gevarieerd en goed doordacht, zoals te horen is aan de afbouwende outro, die het spiegelbeeld is van de intro.
Het enige minpuntje aan deze opname is de soms overdadige ruimtelijkheid van het geluid. Orkesten als deze hebben dat studiotrucje niet nodig om briljant te klinken. Toch blijft ‘Balkan Brass Battle’ een warm aan te bevelen plaat: voor de neofieten om kennis te maken met deze rijke muziekcultuur en voor de insiders omdat de oude nummers in nieuwe arrangementen te horen zijn en omdat de combinatie van de twee orkesten een indrukwekkende ervaring is.