‘Vessel’ is Esther Venrooy’s derde solorelease op het Britse label Entr’acte. De muziek van dit net geen half uur durend schijfje is de soundtrack van een installatie die Venrooy in september 2008 voorstelde in Brooklyn. Volgens de informatie op haar website bestaat het geluid deels uit klanken van schepen, maar ook wie niet eerst gaat zoeken waar Venrooy haar mosterd deze keer gehaald heeft, zal bij het beluisteren van ‘Vessel’ snel beelden van de haven zien opduiken.
De als saxofoniste opgeleide Nederlandse heeft al jaren iets met fijne elektronica en dat is op deze release niet anders. Toch behoort ‘Vessel’ duidelijk tot haar meest poëtische werk tot nog toe. Net als de woorden in een gedicht verliezen de klanken en geluiden hier, door de context waarin ze geplaatst worden, hun eenduidigheid en krijgen ze een andere lading dan hun dagdagelijkse betekenis. Klotsend water en geluid van de wind vermengen zich met razende, slijpende, krakende, zoemende en klinisch zuivere klanken tot een natuurlijk geheel dat uit duidelijk onderscheidbare episodes bestaat, hoewel de muziek als één track op de cd terug te vinden is.
Toch is ‘Vessel’ geen klassiek tripje ambient. Steeds is immers de muzikaliteit van Venrooy te horen, waarbij het “natuurlijke” van het geheel echter steeds bewaard wordt. De kans dat de natuur en de omgeving haar deze muzikale kenmerken gegeven hebben, is niet uit te sluiten, maar wel onwaarschijnlijk.
Door een subtiel spel met dynamiek binnen het stapelen van geluiden verkrijgt ze in het begin immers duidelijke dimensies binnen de gelaagdheid, een effect dat naar het einde toe in extremere mate overgedaan wordt, waarbij Venrooy de dissonanten en het tot dreunende proporties aangroeien van geluiden niet uit de weg gaat.
Andere duidelijke sporen van muzikaliteit zijn het toenemen van de intensiteit door het versnellen van muzikale bewegingen of het manipuleren van de kleur. Zo wordt het klotsende water geleidelijk aan dominanter, tot het de luisteraar verzwelgt, waardoor het lijkt alsof die kopje onder gaat om even later weer boven water te komen.
Bijzonder knap zijn de ritmische pulsen halverwege de plaat die opgebouwd zijn uit verschillende laagjes. Door deze weg te nemen of er andere bij te voegen, slaagt Venrooy er in de muziek subtiel te laten verschuiven van kleur en diepte, waarbij de luisteraar steeds in twijfel gelaten wordt of dit de enige veranderingen zijn, of dat het ritme zelf ook mee varieert.
‘Vessel’ is, zoals veel elektronica-albums, een plaat om voor te gaan zitten. Wie op zoek is naar louter behang kan steeds iets gaan huren met walvisgeluiden, maar wie de tijd neemt is vetrokken voor meerdere luisterbeurten. Niet dat Venrooy grote spanningsbogen opbouwt, maar de variatie en de evolutie in de muziek zijn ruimschoots voldoende om te boeien.