Het leven van muzikant en componist Lütfü Gültekin is er een van verhuizen van een Turkse provinciestad naar Istanbul om muzikant te kunnen worden, via een ballingschap in Duitsland om uiteindelijk in België in de mijnen te belanden. Al die omzwervingen zijn nu terug te horen op ‘l’Exil, Refuge du Barbe’, een cd waarop Lütfü Gültekin een enkele maal als zanger aantreedt, maar die vooral het werk is van zijn zoon Emre.
Die kreeg voor dit eerbetoon aan zijn vader de hulp van een hele reeks gastmuzikanten die hoofdzakelijk traditionele snaarinstrumenten bespelen. De combinatie van die instrumenten en de culturen die ze meebrengen, zorgt voor een groot stuk mee voor de charme van de cd. Net daarom is het zo jammer dat de informatie op het hoesje (de release is verkrijgbaar als downloadbox, dus zonder cd, maar wel met een doosje) te summier is. Zo is het voor de niet doorwinterde luisteraar niet altijd duidelijk wie nu exact wanneer speelt.
Dat is extra jammer, aangezien de groep van meer dan tien muzikanten nooit voltallig speelt. Door te kiezen voor kleine ensembles houdt Emre Gültekin (zelf te horen op saz) het geluid steevast licht. Grote dramatische gebaren of manisch tollende ritmes blijven achterwege, waardoor alle aandacht kan gaan naar de melodieën en de songs. Die zijn vaak heel eenvoudig en laveren qua sfeer tussen de zachte deining van ‘Krounk’, de draaiende ritmiek van ‘Bülbül ne Gezersin’ of de sobere zangerigheid van ‘çagirirom Dost’, waarbij de extremen nooit scherp getrokken worden.
Dit laatste stuk is van de hand van vader Gültekin en wordt in alle eenvoud bijzonder efficiënt gebracht door de weinig blinkende, maar net daardoor sterk verhalende stem van Cengiz Özkan. Een zelfde weemoedige sfeer kleurt ook ‘Hrant’a Agiy’, waar de melodie voor rekening komt van de instrumentale tegenhanger van Özkans stem: de droge duduk.
Zoon Esre Gültekin schittert eerder als uitvoerder, met name in het door hemzelf geschreven ‘Hü Dost’. Met een filterfijn snarengeluid genereert hij hier een betoverende weemoed waarvan de intimiteit nog versterkt wordt door de resonerende medeklinkers van de zangstem.
De variatie wordt groter wanneer de gastmuzikanten hun stempel kunnen drukken. Het accordeon in ‘L’esprit des Pierres’ of de fiddle van Thomas Baete in ‘Estamptie Royale’ sturen het geluid een heel andere kant op. In het geval van Baete is dat die van een archaïsche dans. Enkele tracks later kleurt de aanwezigheid van Malick Pathe Sow de muziek Afrikaans, met de lichtlopende soepelheid die deze muzikant zo eigen is.
Het afdwalen van de Turkse en Midden-Oosterse klankidiomen maakt van ‘l’Exil, Refuge du Barbe' de soundtrack die de reis van Lütfü Gültekin had kunnen begeleiden. Dat de plaat toch geen willekeurig lappendeken wordt, zegt veel over de integriteit waarmee Emre Gültekin het project opgezet heeft: wars van aandacht zoeken of effectbejag, maar met het grootste respect voor zijn vaders en zijn eigen muzikale verleden.