‘Tribute’, het debuut van Eminence Brass uit 2009, betekende zowat de aanzet tot de revival van het saxhoornkwartet. Deze orkestvorm, twee cornetten plus alto en euphonium, was na een hausse in de jaren ’60 zwaar in de verdrukking geraakt. Ondanks de vele verwijzingen naar die tijd, was deze cd, zoals de titel aangaf, een eigentijds eerbetoon.
Met ‘Jewels’ gaat het viertal op zijn elan verder. Het mag haast een wonder heten dat een oorspronkelijk gelegenheidsorkestje met zulke namen nog steeds bestaat. Cornettisten Philip Cobb en Richard Marshall, alto Owen Farr en zeker euphonium David Childs hebben voldoende pluk aan hun hoofd- en/of nevenprojecten zodat een pauze van drie jaar tussen debuut en opvolger volkomen begrijpelijk is.
De aanpak verschilt niettemin serieus: de eersteling bevatte grosso modo klassiekers binnen het genre uit de jaren ’60 en ’70, terwijl de opvolger uit een veel breder en vooral voor het publiek vertrouwder palet kiest. Een zevental van de negentien kortere composities zijn bewerkingen uit de klassieke muziek, zoals Mozarts virtuoze opener ‘The Marriage Of Figaro’, Rossini’s ‘Finale From William Tell’ en Haendels aria ‘Lascia Ch’io Pianga’. De finale uit ‘Willem Tell’ is vermoedelijk het meest vingervlugge wat het viertal hier te berde brengt.
Voorts zijn er natuurlijk enkele klassiekers uit het brassbandrepertoire met Eric Balls daarbuiten volslagen onbekende maar wonderlijke titelnummer en het populaire ‘Stars & Stripes Forever’ van Sousa. De soli horen ook in deze categorie thuis. De vier brassbandsterren mogen elk één keer voluit gaan: Cobb in ‘Concert Etude’ van Goedicke, Marshall in ‘Napoli’en Childs ‘Carnival Of Venice’. De opvallendste en als arrangement recentste solo blijft echter de ‘Finale From Concerto No.1’ van Haydn. Na een eerdere bewerking voor brassband, arrangeerde Owen Farr dit nu voor saxhoornkwartet.
Naast de arrangementen van klassieke muziek en klassiekers uit het koperrepertoire, bevat de plaat ook eigentijdse composities, zoals ‘The Four Musketeers’, dat het kwartet in 2011 bestelde bij een student van de Royal Welsh College of Music and Drama, David Harrington. Minder jong is Karl Jenkins, van ‘70s jazzrocker/fusioner uitgegroeid tot een van de voornaamste componisten van toegankelijke klassieke werken, getuige ‘Hymns From Songs Of Sanctuary’ en het behoorlijk gekende ‘Palladio’. Indrukwekkendst is toch het driedelige ‘The Ring Of Brodgar’ van de hand van euphoniumvirtuoos Derick Kane, genoemd naar een Stonehengeachtige cirkel op de Orkney-eilanden. Na een uitbundige ouverture volgt een langzaam deel (met een knipoog naar Pachelbel) waarin David Childs zijn euphonium een melancholische ondertoon meegeeft, om uit te monden in een heuse lichtvoetige dans.
Ten slotte is er nog een vreemde eend in de bijt met de Maori-traditional ‘Pokarakare Ana’, misschien ook buiten de blaasmuziek de bekendste folktune van die origine. De bewerking van deze uiterst eenvoudige melodie bestond al voor blaasorkest met solo euphonium, maar ook als kwartetvariant blijft dit staan als een huis.
Na een opmerkelijk debuut bevestigen is zowat de moeilijkste hindernis voor artiesten, maar Eminence Brass heeft deze horde uitstekend genomen. Bovendien is de som van de delen op dit niveau vaak groter dan het geheel, en dat ze ook deze valkuil kunnen doorzien, maakt de prestatie er niet minder op.