Wanneer muzikanten die hun strepen verdiend hebben elkaar opzoeken, kan het resultaat eindigen als een rondje muzikale schouderklopjes. Gelukkig hebben pianiste Sylvie Courvoisier en saxofonist Ellery Eskelin andere dingen in gedachte. Niet dat ze uit zijn op individueel scoren, want het duo klinkt op 'Every so Often' vaak complementair, hoewel zelden echt polyfoon. Beiden hebben hun eigen verhaal te vertellen, waarvan de lijnen elkaar raken, maar nooit samenvallen: de ene laat ruimte voor de andere zonder ergens te vriendelijk te worden. Daarvoor zijn de melodielijnen en het spelen met dynamiek te veel schatplichtig aan de hedendaagse klassieke muziek. Vooral Courvoisier put gretig uit de verworvenheden van deze traditie, zowel qua sound als qua muzikaal materiaal.
De verschillende tracks op de plaat ontwikkelen zich telkens in één grote beweging. Ze zijn organisch opgebouwd, maar voor het herkenbaar over en weer sturen van thema's en motieven is weinig plaats, wel voor samen opbouwen. Toch wordt er nooit gekozen voor opzichtigheid: de muziek blijft haar abstracte karakter trouw, wat de cd heel integer, maar ook wat meer gesloten maakt.
Ellery Eskelin klinkt opvallend "ouder" dan enkele jaren gleden. Zijn sound is wat holler en heser geworden. Daarmee is zijn souplesse nog niet aangetast, hooguit is zijn geluid wat minder sappig geworden. Bovendien kan hij nog steeds stevig spelen, zoals hij laat horen in het afsluitende 'Processing'. Doorgaans kiest hij echter voor een meer teruggetrokken dynamiek. Als vanouds laat hij een benadering horen waarbij een klassieke toon en onvoorspelbare melodische wendingen centraal staan, zonder dat de muziek ritmisch haakse bochten neemt.
Hierdoor ontstaat er extra ruimte voor Courvoisier die op dit album de motor van de verandering is. Wanneer zij een evolutie in gang zet, kan Eskelin volgen, maar overnemen zit er niet echt in. Dit is echter bezwaarlijk een schande te noemen, naast een pianiste met een gigantische muzikale bagage als Sylvie Courvoisier. Om haar immense muzikale wereld te demonstreren heeft ze geen behoefte aan zappend eclecticisme. Ze combineert onvoorspelbaarheid en zuivere klankgevoeligheid met regelmatige en melodische passages, waarbij er ruimte is voor vage motiefverwerking en occasioneel ook voor clusters. De beheersing van het instrument en haar eigen verbeelding is bij Courvoisier van die aard dat ze nooit kiest voor het ontketenen van een auditieve orkaan, ook niet wanneer ze de hele tessituur van de piano gebruikt.
Op 'Architectural' is ze actief binnenin de klankkast van de piano, waarbij ze het instrument laat klinken als een harp, een bas of een elektrische gitaar. In de titeltrack lijkt ze dan weer de klankwereld van ontstemde gitaren op te zoeken, terwijl ze bij 'A Distant Place' optimaal het gebruik van verschillende registers uitbuit, waarbij ze twee uiterste partijen gaat overbruggen door het invoegen van een middenstem. De polyfonie die ze zo ontwikkelt vindt naar het einde haar tegenhanger in een knap, kristalhelder dwarrelende pianopartij. Voor groot, opzichtig spektakel is in deze track geen sprake, wat meteen geldt voor het album als geheel. Dat stadium zijn Courvoisier en Eskelin al jaren voorbij. Wat overblijft is indrukwekkende muzikaliteit die vooral bij Courvoisier geen grenzen lijkt te kennen.
Meer over Ellery Eskelin & Sylvie Courvoisier
Verder bij Kwadratuur
Interessante links