Het zal zelfs voor de fans van vrije improvisatie even wennen zijn. Zo droog als het trio EKE klinkt het namelijk zelden. Dit heeft in dit geval louter betrekking op het geluid van de cd (die zo uit de studio’s van Steve Albini zou kunnen komen), want inhoudelijk-muzikaal zijn Oscar Jan Hoogland, Gerri Jäger (Knalpot) en Yedo Gibson niet zo zuinig.

De heren kiezen qua samenspel echter niet voor de gangbare communicatie waarbij muzikaal materiaal doorgegeven en verwerkt wordt. Bij hen is het eerder elkaar zoeken, op dezelfde golflengte geraken en samen aan een coherente sfeer bouwen. Niet te verwarren met “sferisch”, want glad en vlot schuivend is aan het trio niet besteed. Het parcours van EKE is eerder hobbelig: het geluid stroomt niet, maar klontert. Ook dat is even wennen, maar wie zich daarmee verzoent, kan deel hebben aan de eigen poëzie en spanning die in de muziek gecreëerd wordt.

EKE is een echt trio. Niemand heeft de leiding en soms is het zelfs moeilijk te horen wie nu wat doet. De afgeknepen klanken van rietblazer Yedo Gibson liggen bij de inzet van ‘Cone’ verdacht dicht bij het tikken van Jäger dat op zijn beurt weer een dubbelganger wordt van de minuscule, “prutserige” snaarklanken van Hoogland. Het driemanschap zet overigens ook op andere plaatsen liever in op kleine geluiden, als blokjes waarmee de muziek opgebouwd wordt.

Grote demonstraties van virtuositeit zijn er op ‘Live at the BIM’ niet te horen, wat de homogeniteit alleen maar ten goede komt. Hoogland zou met zijn elektronisch klavichord gemakkelijk de bepruikte barokker kunnen uithangen, maar laat melodieën of het feeërieke getingel voor wat het is en concentreert zich op de abstracte mogelijkheden van zijn instrument. Hij manipuleren de snaren als een prepared guitar waarmee hij referenties oproept aan Derek Bailey. Gibson valt vooral op door zijn sobere en geïntegreerde speelstijl. Door zijn beheersing van uiteenlopende registers kan hij zich op een heel vanzelfsprekende manier mengen in het abstracte geluid van zijn twee collega’s. Drummer Gerri Jäger speelt al even basaal: geen crashende cimbalen, maar veel hout en vellen.

Door qua klanken niet de extremen op te zoeken, moeten de drie wel op zoek naar onderlinge verbanden, wat resulteert in heel uiteenlopende stukken. In ‘Leap’ maken de muzikanten schijnbewegingen naar elkaar, als draaiend aftastende judoka’s die uitkijken naar een foutje in andermans verdediging om later samen te gaan zwalpen, als na een te lange nacht stappen op de wallen.

Wat het potentieel is van het markante geluid van het trio wordt het best duidelijk in het bijna een kwartier durende ‘Gangster’s Funeral March’. Hooglands klavichord klinkt als de echo van een bijaard in de verte en wordt aangevuld met ritselende percussie en afgenepen klarinetklanken: heel fijnmazige muziek die tergend traag open bloeit doordat de brokjes geluid aan elkaar gaan klitten. Dit is muziek om te beluisteren. Geen spectaculair gekleurd behang of stemmige achtergrondklanken, maar muzikanten die al spelend luisteren en zichzelf wegcijferen in functie van het geheel. Zoals het hoort.

 

Meer over EKE


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.