Eerder dit jaar waren op Kwadratuur érg lovende woorden te lezen over de eerste Nederlandstalige worp van Lucky Fonz III, een jonge noorderbuur die ondermeer via een combinatie van de overwinning in de Grote Prijs Van Nederland (de grootste traditionele muzikale talentenwedstrijd in Nederland) en frequente opwachtingen in het succesvolle tv-programma De Wereld Draait Door het grote(re) publiek inpalmde. Eefje de Visser bewandelde de afgelopen jaren ongeveer hetzelfde pad, met dat verschil dat ze zich niet tot haar thuisland beperkte, maar dat ze ook nog het Nederlandstalige deel van België annexeerde.
De toverformule van de in Moordrecht (Zuid-Holland), uit muzikale lijven geboren zangeres-liedjesschrijfster is een mengeling van de Nederlandse taal, een authentiek geluid, een flinke dosis muzikale creativiteit en een begiftigde stem, waardoor de verschillende nummers opvallen en de capaciteit bezitten om te blijven hangen. Een voorbeeld hiervan is haar – op Radio 1 – grijsgedraaide single ‘De Koek’, tevens het titelnummer van het debuutalbum.
Het avontuur gaat van start met het akoestische ‘Genoeg’, waarin een steeds meer nadrukkelijke gitaar de wol vormt rond de kenmerkende stem van De Visser. Dit openingsnummer is slechts een opwarmertje dat als aas in het water lijkt geworpen. De vissen beginnen pas echt naar de worm te happen vanaf ‘De Stad’, met dezelfde ingrediënten als hierboven, maar een pak strakker gebracht. De dromerige glashelderheid wordt opgezocht in het breekbare ‘In Het Gras’, wat eigenlijk niet meer is dan een onschuldige serenade die over niets handelt (“Ik heb zo lang gedacht dat de dagen simpel waren / als ik steentjes raapte waar ik kon / totdat het me te zwaar werd en dan leegde ik m’n zakken / ik vergat waar ik mee zat”).
Dat het album niet continu de roos doorboort, is te horen in ‘Naast Me’. Dit nummer lijkt eerder een ballade waarvan er een twaalftal in een dozijn zijn. De zoet aangebrachte strijkers versterken dit idee alleen maar. Dat deze kritiek evenwel niet lang aangehouden kan worden, wordt al vlug duidelijk. In het erg frisse en aanstekelijke ‘Hartslag’ – met een heerlijke rol voor de drum – zoekt Eefje even de wegen van Spinvis op, zonder evenwel als een doorslagje van de Nieuwegeiner te klinken. Met ‘Ik Dacht Na’ doet ze dit nog eens over en dan nog iets vingerdikker.
Uiterst charmant is ‘Schotland’, wat handelt over een verre vriendin in het noorden van de Britse eilanden. Dit lied lijkt eerder een gezongen brief, met kleffe en beeldende zinnen als “Groene heuvels, wolkenvelden en iedereen in harmonie met de natuur en zo / buiten regen, lekker binnen / en je hoeft er bijna nooit in bikini / ja, dat wil ik ook wel.”
Andere pochmomenten zijn verder de catchy discolijnen in ‘Afdwaalt’ en haar rake schot ‘De Koek’, terwijl ‘Verdriet’ een vrij doordeweeks – maar desalniettemin mooi en persoonlijk – lied is, dat echter wat verdrinkt in droefenis en daardoor niet volledig overeind blijft als afsluiter.
Ondanks dat ‘De Koek’ bij wijlen een erg te bejubelen album is dat aangenaam kabbelt, waar nodig intrigeert, hier en daar een glimlach op een gezicht schildert, enkele knipogen bevat en tekstueel zowel puik, speels, als charmant is, lijkt Eefje de Visser haar broodje nog niet gebakken. Wel begint de maag stilaan te knorren voor meer.