Componisten van het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw leven in de schaduw van de “grote drie”: Mozart, Haydn en Beethoven. Zo gaat het ook met Anton Eberl, een Weense componist die net als Mozart zijn carrière begon als een muzikaal wonderkind. Het einde van de achttiende eeuw zag een verschuiving van muzikale activiteit van het hof en de clerus naar de burgerij toe en componisten die voordien in kerkelijke of adellijke dienst werkten, grepen de kans om zich als zelfstandige muzikanten te profileren. De drie werken van Eberl die op deze nieuwe cd staan, illustreren die verandering. Het zijn ontspannend klinkende kamermuziekwerkjes, die geschreven werden voor privéconcerten in Wenen of Sint Petersburg, de twee hoofdsteden waar Eberls professionele leven zich grotendeels afspeelde. Twee trio's werden opgenomen, eentje voor klavier, viool en cello (opus 8 nummer 2) en eentje voor klavier, klarinet en cello en een sextet voor klavier, viool, altviool, cello, klarinet en hoorn. Uitvoerders zijn het Trio Van Hengel, versterkt door violiste Alida Schat, altist Vappu Helasvuo en hoornist Bart Aerbeydt.
Anton Eberl heeft een paar werkelijk mooie werken geschreven maar soms blijft de muziek op deze cd wat op het niveau van salonmuziek hangen. Dat hoeft niet meteen slecht te zijn want zulke muziek kan ongetwijfeld charmeren, ook al schreef Mozart originelere muziek. Toch stelt bijvoorbeeld het klarinettrio wat teleur, ondanks een leuk opgezet laatste deel. Ook het trio opus 8 komt niet altijd even vindingrijk uit de hoek, met een variatiereeks op een nogal ordinair thema’tje als langzaam deel.
Het Grand Sextetto is een werk dat veel meer aanslaat, met een bijna symfonische opzet en een klankpalet van blazers en strijkers dat heel wat ontwikkeling toelaat. Vooral op harmonisch gebied komt Eberl hier meer avontuurlijk voor de dag, met goed aangebrachte modulaties naar afgelegen toonaarden. Wat deze plaat interessant houdt, is de fraaie uitvoering, die Eberls werken een pretentieloze elegantie toekent.
Het blijft voordeel dat de uitvoerders een achttiende-eeuws instrumentarium gebruikten voor deze uitvoering. De gevoelige aanslag van de pianoforte op intieme passages, de lichte klank van de klarinet en de natuurhoorn die het ensemble inkleurt maar niet domineert, zijn elementen die samenwerken om deze interpretatie toch eerlijk en expressief te doen klinken. De pianoforte mag zeker een vermelding krijgen, dankzij zijn warme, melodieuze interpretatie, die het mechanische van de pianoforte weet te vermijden en zich concentreert op een soepele melodievoering.
Een vroege Beethoven is nooit veraf in Eberls muziek en al is Eberl niet steeds even origineel als zijn vijf jaar jongere tijdgenoot, toch bevat zijn muziek genoeg mooie momenten om een beluistering van deze drie werken boeiend te houden. De uitvoering wint veel bij het gebruik van een authentiek instrumentarium,maar overtuigt door de elegante en liefdevolle manier waarop de zes muzikanten Eberls muziek vorm geven.