De genres van de symfonie en van het strijkkwartet hielden Antonin Dvorak gedurende zijn hele leven lang bezig en net als zijn negen symfonieën zijn ook de veertien strijkkwartetten die Dvorak tussen 1862 en 1895 lang niet allemaal even bekend. De eerste kwartetten gebruikte Dvorak om zijn compositievaardigheid aan te scherpen, terwijl hij met de latere - en in het bijzonder het twaalfde ‘Amerikaanse’ kwartet - wereldbekendheid verkreeg. Dat ‘Amerikaanse’ kwartet nam het Amerikaanse Emerson Strijkkwartet al eens een keertje eerder op (Deutsche Grammophon 429 723-2) en staat dus niet op de huidige compilatie maar de kwartetten nummers 10, 11, 13 en 14 wel, samen met de suite ‘Cypressen’ en het ‘Amerikaanse’ strijkkwintet opus 97 waar gerekend kon worden op de medewerking van tweede altviolist Paul Neubauer.
Dvorak schreef steeds aantrekkelijke muziek en die elegantie komt in de slanke bezetting van een strijkkwartet zelfs nog beter tot uiting dan in zijn symfonische werken. De laatste vijf kwartetten tonen hem op het hoogtepunt van zijn kunnen en zelfvertrouwen als componist, die in een onmiskenbaar volkse, Slavische stijl schrijft. Dat zorgt voor een interessante stilistische confrontatie met de Amerikaanse invloeden die Dvorak in zijn ‘Amerikaanse’ strijkkwintet verwerkt – net als in de ‘Nieuwe Wereld’ symfonie moet hij de gelijkenissen hebben gezien tussen de vlotte dansritmes die zowel in Boheemse als in Amerikaanse volksmuziek zitten.
Met het Emerson kwartet had men zich moeilijk betere uitvoeringen kunnen wensen. De muziek die over deze drie cd’s gespreid ligt, weerklinkt met een uitzonderlijk enthousiasme, een toewijding aan de muziek en een natuurlijkheid die klinkt alsof de muzikanten al hun hele leven lang Dvorak spelen. Een levendige ritmische cadans kenmerkt de snellere delen. Het wordt vaak herhaald dat Dvorak zijn inspiratie in volksmuziek en volksdansen haalde en die invloed vertaalt zich bij het Emerson kwartet in een ongecompliceerde, gemakkelijk zittende lezing van Dvoraks ritmiek. Opvallendst is dat in de scherzi, die vaak pittig maar steeds ritmisch erg meeslepend gebracht worden maar net zo opwindend zijn de hoekdelen uit het ‘Amerikaanse’ kwintet, die een zeldzame vrolijke uitbundigheid meekrijgen.
De goede interne balans laat elke stem toe moeiteloos de voorgrond in beslag te nemen, waar dat nodig is. De warme, sappige celloklank van cellist David Finckel vormt een gedroomde bas voor deze muziek, een bas die zonder hardheid en lyriek maar tegelijkertijd met een benijdbare accuraatheid de andere drie muzikanten ondersteunt. Zoiets doet wonderen voor de langzame delen, die genereus en zangerig vorm worden gegeven.
‘Cypressen’, een twaalfdelige suite voor strijkkwartet staat een beetje apart van de vijf ‘echte’ kwartetten die het Emerson kwartet inspeelde. De korte stukjes zijn gebaseerd op een liedcyclus rond onvervulde liefde. Dat toont zich in de melancholische stijl van de twaalf miniaturen, waarin Dvorak snelle tempi net als al te opgewekte melodietjes uit de weg gaat. De bitterzoete sfeer van ‘Cypressen’ is precies waarop de muzikanten van het Emerson kwartet mikken, met een uitvoering die wat meer teruggetrokken klinkt dan die van de strijkkwartetten maar de onmiskenbaar lyrische aspecten van Dvoraks muziek breed uitsmeert.
Wie van strijkkwartetten houdt, mag elke weer zijn hart ophalen als het Emerson kwartet met een nieuwe uitgave komt aanzetten. Deze keer zijn het de kwartetten van Dvorak die onderworpen worden aan een natuurlijke, heerlijke muzikale uitvoering die zich keer op keer laat beluisteren.
Meer over A. Dvorak
Verder bij Kwadratuur
Interessante links