Het ziet er allemaal veelbelovend uit, afgaand op de foto op de achterkant: twee onherkenbaar gegasmaskerde muzikanten tegen een muur van schroot. De eerste track lost de verwachtingen ook best wel in, met een geluid dat een postindustriële sfeer uitademt die niet zou misstaan als soundtrack bij de strips van Enki Bilal. Alleen heeft de muziek van dus-ti niet de zeggings- en verhalende kracht van het werk van die grootmeester van het beeldverhaal.
Achter dus-ti zit het duo van trompettist Pablo Giw en drummer Mirek Psychny, beiden uit Keulen en niet vies van een elektronisch effectje meer of minder. Vooral Giw is danig in de weer met allerhande pedaaltjes, waardoor zijn trompet vervelt van de gewone blazerklank (al dan niet met een metalen randje) naar die van een jankende gitaar, een naar de juiste frequentie zoekende radio of spacy flipperen. De momenten dat hij snel van de ene naar de andere gedaante switcht, behoren tot het boeiendste dat de plaat ‘2011’ te bieden heeft. Als hij voor een zuiver trompetgeluid opteert, staat hij zwakker. Melodisch heeft hij te weinig te vertellen en blijft hij hangen in onverschillige lijnen die de muziek geen profiel meegeven.
Psychny blijft dichter bij het akoestische drumgeluid. Vaak licht tikkend, voorkomt hij dat de muziek zwaar of versmoord gaat klinken. Helaas nestelt hij zich snel in regelmatige grooves die niet speciaal boeiend zijn. Bovendien blijft het duo vaak hangen in een zelfde intensiteit, waardoor de muziek de luisteraar niet meeneemt, laat staan opjaagt.
Algemeen genomen wegen de vrije improvisaties van het tweetal te licht, wat niet wil wegneemt dat er enkele nummers zijn die wel degelijk het beluisteren waard zijn. Zo drijft opener ‘Expression of Now’ in een even luchtig als leeg dubby geluid van droge en veranderlijke drumtikken, vervormde trompetgeluiden en af en toe een basdrone. Hier laat Giw ook voor de eerste keer zijn trompet snel van gedaante wisselen, een trucje dat hij met andere geluiden ook herhaalt in ‘Irreversible’ (de track als geheel blijft echter niet meer dan een leuke aanzet) en ‘Reaktor’. Ook dit laatste nummer behoort tot het betere werk door de meer organische opbouw en een verder doorgedreven muzikaal discours. Het brengt het tweetal van het abstracte geluid waarin ze het best functioneren naar een haast Mexicaanse gedaante met marcherende drums en in lagen uitgewerkte trompetpartijen.
Om over de hele lijn te boeien missen de meeste stukken op ‘2011’ echter melodische impact en lijn. Geluidstechnisch zijn er al mooie dingen te bespeuren, maar echt geslaagde improv vraagt meer dan dat.