Donovan Leitch, de singer-songwriter die grote bekendheid verwierf in de jaren zestig, brengt met Beat Café zijn eerste album uit in acht jaar tijd. De cd is opgevat als een ode aan de bohémienlevensstijl en -cultuur zoals die ontstonden in het Parijs van de negentiende eeuw en een voorlopig hoogtepunt kenden in de sixties door de hippie- en beatnikbeweging. Muziek en poëzie waren steeds essentiële onderdelen van deze undergroundcultuur en Donovan heeft zich bij het maken van Beat Café laten inspireren door de non-conformistische levensvisie van de bohémienkunstenaars. Muzikaal vertaalt zich dat in de instrumentatie en de arrangementen: net zoals dat in de bohémiencafé's gebruikelijk was, maakt Donovan gebruik van een goeddeels akoestische line-up bestaande uit gitaar, contrabas (Danny Thompson), drums (Jim Keltner) en keyboards (John Chelew). Bovendien staat voor Donovan en zijn muzikanten een intuïtieve manier van spelen centraal, waardoor de arrangementen van de songs nauwelijks werden uitgewerkt alvorens op te nemen. Het resultaat: een mengeling van blues en folk, gebracht met een jazzattitude.
Doorheen de hele cd probeert Donovan zoveel mogelijk de duistere, groezelige sfeer van een nachtclubconcert te benaderen. Dat lukt het beste op de song 'Beat Café', waarop vingergeknip het jazzy spel van Thompson en Keltner aanvult. Keltners expressieve drumwerk spant vaak de kroon: het is nooit pronkerig virtuoos, maar steeds perfect gedoseerd. Het gitaarspel van Donovan is daarentegen eerder rudimentair, want meestal doet hij nauwelijks meer dan de contrabaslijn unisono meespelen. Ook zijn vocale inbreng is aan de povere kant: echt voluit zingen doet hij bijna nooit en de meeste nummers worden als een soort parlando gebracht. Deze aanpak is succesvol op 'Two Lovers' (waarop Donovan een Shakespeare-achtige tekst declameert) en 'Do Not Go Gentle' (een muzikale bewerking van een gedicht van Dylan Thomas), maar op de meeste andere songs komt Donovans stemgeluid veel te monotoon over. Een aantal tracks, waaronder de compleet oninteressante folktraditional 'The Cuckoo', duren ook veel te lang en zijn te melodiearm om de aandacht van de luisteraar langer dan een paar minuten vast te houden.
Op tekstueel vlak lijkt het alsof de sixties voor Donovan nooit zijn afgelopen. Zo lijkt 'Yin My Yang' wel een versie van Scott McKenzies 'San Francisco' anno 2004: "And there'll be music / music in the air / flowers in your hair / life without a care". Ook andere nummers hebben soortgelijke teksten in hippiestijl die vaak nogal flauw overkomen. Zo klinkt het op het Oosters getinte 'Shambhala': "Take me home back to Shambhala / where peaceful rivers flow / where seeds of love they sow / through this dream called life". Op 'Love Floats' en 'The Question' is een deel van de tekst zelfs vervangen door allerlei onbegrijpelijke klanknabootsingen die Donovan mantragewijs herhaalt, zoals "holla ma gollo aholla" en "o maeve maeve ma lover".
De slotsom: Donovan heeft ongetwijfeld genoeg talent in huis, maar het lijkt erop dat hij dat talent op deze cd niet ten volle heeft benut. Wat meer diepgang, zowel op muzikaal als tekstueel vlak, zou zeker geen kwaad gekund hebben.
Meer over Donovan
Verder bij Kwadratuur
Interessante links