Björk heeft zich met haar vele (overdreven?) kunstzinnige albums en projecten doorheen de jaren een beetje een imago van IJslandse clown aangemeten. Dat is wat zonde, want wie zich verdiept in haar muzikale exploten, kan enkel maar vaststellen dat de dame een uitzonderlijke creativiteit bezit. Vandaar dat ze in het New Yorkse gezelschap Dirty Projectors een leuk speelkameraadje heeft gevonden.
Uitgangspunt is de unieke ontmoeting van zangeres Amber Coffman met een school orka’s nabij Mount Wittenberg in Noord California. Het unieke gevoel dat haar overstelpte besloot de dame om samen met rechterhand Dave Longstreth een album samen te stellen dat de wreedheden van de illegale walvisjacht aan het publiek presenteert.
Ook ditmaal gaat het dus weer om een erg kunstzinnig werkje. Dit korte album bevat zeven liedjes, waarbij een grote rol is weggelegd voor acapella zangpartijen met veel klinkerkreten. Een spaarzame folkbegeleiding van contrabas en akoestische gitaar vormt verder de songs. Het betreft een soort avantgardistisch, vocaal rollenspel waarbij de grillige, dissonant aanvoelende zanglijnen van Björk in drie bijdragen het voortouw nemen en ze de rol van moederwalvis opneemt. De dames van Dirty Projectors, die met vier hikkende stemmen volgen, spelen de jongeren.
Een poging tot een meer specifieke analyse: dit slechts twintig minuten durend plaatje begint vrij zweverig en openhartig. Het leven in het Point Reyes National Park is goed voor orka’s, zo blijkt. Een soort van stemopwarming in opklimmende en neerdalende toonladders. Een donkere drone op de achtergrond geeft wat extra diepgang aan de kreten die met enige verbeelding wel met walvisgeluiden kunnen vergeleken worden. Vanaf ‘On and Ever Onward’ is pas echt sprake van een lied. Staccato getokkel op gitaar en mooie voor- en nazang in een scherpe driestemmigheid verspreiden meermaals de hoopvolle boodschap “love is all around us”. Maar dan begint het wat te rommelen. De kindjes orka’s beginnen onrustig vocaal rond te spartelen en woorden als “died” en “end” klinken gemeen hard via de mannelijke, menselijke stem van Longstreth, om van het wild elektronisch gitaarspel maar te zwijgen. En dan volgt onderhuidse spanning van een zompige contrabas, hard handengeklap en paniekerige kreten in een Oosters klinkend ‘Beautiful Mother’ (de invloed van Japanse walvisjagers?). Harde muziekstoten en schelle zangpartijen beginnen meer en meer de harmonie te verstoren naarmate het album verder evolueert.
Ook nu slaagt Dirty Projectors er weer in zijn experimenten in een toegankelijk jasje te steken. Het is te zeggen, van kunst voor de kunst is hier geen sprake en de opbrengst van dit project is zelfs bestemd voor de National Geographic Society (wat via iTunes al zo’n 50.000$ opleverde). Met een beetje fantasie en wat meer achtergrond kan van deze plaat een triestig, maar toch mooi sprookje gemaakt worden. Wie echter al afhaakte bij vorige albums van hetzij Björk, hetzij Dirty Projectors, zal het allicht snel op zijn zenuwen krijgen.