Aan de odyssee van Dhafer Youssef kan in enkele regels moeilijk recht gedaan worden. Geboren in 1967 te Tunesië, kreeg hij zijn eerste muzikale onderricht als zanger op de koranschool, terwijl hij zichzelf onderwees op zelfgemaakte en geleende snaarinstrumenten bij gebrek aan een degelijke oud.
Op zijn negentiende vertrok hij naar Wenen, waar hij een myriade aan muzikanten en muziek zou ontdekken. Hij vestigde zich uiteindelijk in Parijs, weliswaar met een kort New Yorks intermezzo. Op zijn laatste albums werkte hij samen met gevestigde waarden uit de Noorse jazz-scène, met nogal wat elektronica en veel muzikanten.
Voor dit vijfde album, vernoemd naar de controversiële Arabisch-Perzische dichter (750-810), heeft hij het roer omgegooid: geen digitale ingrepen meer, wel overwegend jong muzikaal talent en een oerklassieke, bescheiden begeleiding van piano, bas en drum.
De plaat opent met ‘Sacré “The Wine Ode Suite”’, dat door puristen allicht meer in de new age dan in de jazzhoek gesitueerd zou worden. Onbestemde wolkjes pianogeklater dienen hier als het getouw waar Youssef zijn langgerekte, lage zangtonen tussenweeft. Tot halverwege een eensnarig Chinees strijkinstrument invalt, of dat zou men kunnen denken, maar het gaat hier weldegelijk nog steeds om menselijk stemgeluid. Na een bij de keel grijpende climax deemstert het nummer verder richting einde zoals het begon.
Ter contrast: ‘Hayastan Dance’ wordt op gang getrokken door een vinnige oud, waarop een drummer invalt die er zin in heeft. De piano strooit met fijnzinnige, hapklare brokjes harmonie links en rechts die de groove vervolmaken. Hetzelfde instrument, maar met een totaal ander vocabularium, voert het woord in een lyrisch interludium dat tenslotte terug uitmondt in de groove waarmee het nummer begon, maar dan dit keer met een drummer die helemaal losgeht.
Dit ‘Abu Nawas Rhapsody’ is een album van scherpe contrasten: het meditatieve, klassieke oudspel van ‘Interl’Oud’ dat de intro blijkt te vormen voor het stoere, uptempo ‘Odd Elegy’ met een lage, funky pianoriff. Het Arabisch geïnspireerde begin van ‘Les Ondes Orientales’ versus het onmiskenbaar, onversneden jazzy einde ervan. Het montere, swingende ‘Shatha’ tegenover het dramatische, huilende ‘Sacré “The Wine Ode Suite”’. Zowel tussen als binnen nummers is de variatie enorm.
De Arabisch geïnspireerde ritmiek met zijn onregelmatige maatsoorten is spek voor de bek van vele moderne jazzmuzikanten en drummer Mark Giulliana voelt zich dan ook hoorbaar in zijn element. Even opvallend is het jonge Armeense pianotalent Tigran Hamasyan, die zich een flexibel begeleider toont maar een erg kleurrijke, originele factor wanneer hij wat meer plaats krijgt. Bassist Chris Jennings speelt een over het algemeen bescheiden rol.
Youssef zelf is nog het moeilijkst te typeren op deze plaat. Als oudi is hij veelzijdig, en zijn stem heeft tal van mogelijkheden. Hij wendt ze dan ook wat graag aan. Naast zijn soms bijna ongeloofwaardige bereik speelt hij ook bewust met de diversiteit aan klankkasten die het menselijke hoofd biedt, met spectaculaire klankeffecten tot gevolg. ‘Ya Hobb “In The Name Of Love”’ kan als een ongegeneerde showcase ter zake beschouwd worden: van diep en aards tot supersonisch, hees en dromerig tot koud staal, en vol vibrato to vlak en nasaal.
Origineel en nu en dan ronduit indrukwekkend is deze plaat alleszins. De vocale heksentoeren van Youssef geraken echter niet altijd goed geïntegreerd in de muzikale context, wat, gekoppeld aan zijn bijzondere stijl, maakt dat ze soms een onbestemd kunstje lijken. Voor de opbouw volgens het stramien groove – lyrische oud, piano, of stem – zat er hier en daar denkelijk ook een originele alternatief in. Niettemin staan er op deze plaat een aantal juweeltjes waarin een echte vermenging van zeer uiteenlopende muzikale tradities leidt tot nu eens een brok in de keel en dan weer enthousiast vingergeknip.
Meer over Dhafer Youssef
Verder bij Kwadratuur
Interessante links