Dave Douglas heeft tot in 2003 moeten wachten voor hij met 'The Infinite' zijn eerste Grammy-nominatie in de wacht kon slepen. 'The Infinite' (uit 2002) was dan ook een even heerlijke als toegankelijke jazzplaat waar Douglas' geluid romig mocht schitteren en waarop hij muzikaal relevante interpretaties liet horen van het werk van Rufus Wainwright, Björk en Mary J. Blige. Op 24 oktober 2002 was Douglas' Infinite-kwintet te horen in het Bimhuis (Amsterdam) en de opnames die de VPRO van deze avond maakte, zijn nu verkrijgbaar op Douglas' verse Green Leaf Music label.
Nog meer dan op de studio-cd laten Douglas en zijn musici zich hier horen als lyrici van de eerste orde. Arrangementen zijn ondergeschikt aan improvisatie en opbouw wordt niet verkregen door te spelen met tempi, stratosferische hoogtes of verpletterende dynamiek. De melodische ideeën zijn aan zet en die ideeën zijn er in overvloed. De klasse en de verbeelding van de muzikanten garandeert daarbij muziek die even vanzelfsprekend als fris klinkt. Technisch meesterschap is hier een middel tot muzikale prestaties en geen doel op zich. Het repertoire (dat grotendeels uit nummers van 'The Infinite' bestaat) sluit hier mooi bij aan. Vooral Douglas' eigen composities klinken alsof ze al jaren meegaan, waarbij de lengte of het verloop van de frases toch steeds mooi ontglipt aan alle (jazz)cliché's.
De enige nieuwkomer in vergelijking met de studio-opnames van 'The Infinite' is tenorsaxofonist Rick Margitza. Met zijn soepele en smakelijke geluid sluit hij prachtig aan bij de bandleider, al gaat Margitza nog iets duidelijker de beheerste toer op. Overblazen is bij hem zelden aan de orde, al zoekt hij er wel eens tegen aan. Dit doet hij echter met zo'n controle dat zelfs de meest klassieke jazzliefhebber er zich niet aan zal storen. Nog zachter dan Douglas ontrolt hij zijn melodische ideeën, wat op Björks 'Unison' tot schitterende momenten leidt. De broederlijkheid waarmee Margitza en Douglas samen het verstilde thema spelen garandeert kippenvel en als solist laat de saxofonist zijn melodieën zich een weg naar buiten zoeken zonder speciaal in de hoogte te moeten schieten: een schoolvoorbeeld van melodische ontwikkeling en uitbouw.
Zoals de blazers weten op te bouwen zonder naar zware middelen te moeten grijpen, zo slaagt ook de ritmesectie er in om de muziek levend te houden zonder echt te moeten uithalen. Het pittige zit hier in het feit dat alle drie de begeleiders hun eigen weg gaan, zonder het geheel in stukken te scheuren. Uri Caine laat de tegenwoordig zo vaak gebruikte fender rhodes heerlijk tintelen en sprankelen en rijdt zich niet vast in klassiek begeleidende akkoorden, virtuoze notenslingers of populaire funktoestanden. Met een combinatie van het beste uit verschillende muziekwerelden laat hij zijn eclectische zelve horen en geeft hij zijn medemusici tegelijkertijd voldoende speelruimte. Zo bijvoorbeeld ook James Genus. Heel melodisch en ritmisch zelfstandig (voor hem niet uitsluitend strakke walking-bass lijnen) laat hij alle basiszekerheden wankelen, waardoor de anderen constant bij de pinken moeten zijn. Als solist komt hij bovendien heel fraai uit de hoek in Becks 'Ramshackle'. Vanuit een constante, soms doorklinkende bastoon bouwt hij zijn solomoment op, als was hij een Indische sitarvirtuoos. Als kers op (of beter: onder) de taart zit drummer Clarence Penn. Fijn frutselende roffeltjes verbreken de grooves die hij lijkt te leggen, maar waar hij zich niet op laat vastpinnen. Ook niet in het eerste deel van 'Deluge', waar zijn vaste patronen niet meer dan schijnbewegingen blijken te zijn. Bovendien past hij zich als een kameleon aan aan de dienstdoende solist, waardoor die telkens in de context geplaatst wordt waar die zich het best kan ontplooien.
Naast alle muzikale kwaliteiten is het leuke aan deze live dubbel-cd dat het live-aspect voelbaar is in de setlist. Zo eindigt de eerste cd met het plagerige 'Caterwaul'. Het nerveus, plagerige thema zit vol ritmische bochten en tempoveranderingen die de bandleden samen doorspartelen. Een ideale uitsmijter vlak voor de pauze, zoals 'Deluge', dat de tweede set afsluit, naar het einde toe in een klassieke Blue Note-jazzsfeer belandt, waarbij enkel nog een afkondiging en het obligate applaus tijdens de muziek ontbreken.
'Live at the Bimhuis' is een dubbelaar die laat horen hoe klassieke jazz in de 21ste eeuw kan klinken. En dit moet geen hiphop, soul of funk zijn, maar een verdere ontwikkeling van een rijke traditie die voor nieuwe elementen open staat.
Meer over Dave Douglas Quintet
Verder bij Kwadratuur
Interessante links