Bij het verschijnen van ‘Man’ish Boy (A Raw & Beautiful Thing)’, het debuut van de Amerikaanse saxofonist Darius Jones uit 2009, ging er een kleine schokgolf doorheen het jazzlandschap. Wars van de heersende cerebraliteit binnen de hedendaagse New Yorkse scene, keerde de toen 31-jarige Jones op deze trioplaat onverwacht terug naar de rauwe expressie van de bluesy freejazz. Een meesterlijke zet zo bleek, want de man was meteen talk of the town en de plaat werd internationaal de hemel in geprezen. De verwachtingen voor opvolger ‘Big Gurl (Smell My Dream)’ waren bijgevolg hooggespannen maar Jones lost ze met sprekend gemak in.

Dat zijn debuutalbum geen toevalstreffer was bewees Jones de voorbije jaren nog welgeteld twee keer: met ‘Throat’, een album van het kwartet Little Women, zorgde hij in 2010 voor een muzikale sucker punch van jewelste en meer recent scoorde hij in duo met pianist Matthew Shipp met het album ‘Cosmic Lieder’. De afgemeten agressie van Little Women en de eerder koele esthetiek van het duoproject met Shipp zijn geenszins te verglijken met de aanpak binnen Jones’ triowerk, waar nog steeds pure emotie en intuïtie regeren.

Op zijn tweede trioalbum heeft Jones de oorspronkelijke formule lichtelijk gewijzigd. In de ritmesectie heeft hij de piano vervangen door een bas (Adam Lane) en met zijn Little Women-collega Jason Nazary verwelkomt hij tevens een nieuwe drummer. Ondanks de compleet nieuwe samenstelling van de groep, is ‘Big Gurl (Smell My Dream)’ min of meer de voortzetting van ‘Man’ish Boy (A Raw & Beautiful Thing)’, wat niet onlogisch is gezien deze platen de eerste twee delen vormen van een muzikale trilogie, die normaliter in april van dit jaar wordt vervolledigd met een kwartetplaat.

Jones steekt zijn ambitie niet onder stoelen of banken door meteen uit te willen pakken met een drieluik, iets wat ook doorklinkt in zijn machtig en groots saxofoongeluid. Zijn sound is zonder twijfel een belangrijke troef en gaf ten tijde van dat veelbesproken debuut al aanleiding tot vergelijkingen met de grote saxofoonkarakters uit de jazzgeschiedenis. Op zijn instrument is Jones dan ook een echte persoonlijkheid en beschikt hij over een breed gamma aan expressieve technieken. Met het moedwillige afwijken van de correcte tonen bijvoorbeeld, herbergt zijn spel in ‘Michele Heart Willie’ iets wanhopigs, terwijl hij zich doorheen de plaat met een diepe reutel tevens regelmatig van zijn grilligste kant laat zien. Er zit altijd wel iets rasperigs of ruws aan zijn geluid, alsof hij in zijn betrekkelijk korte leven al heel wat leed te verduren kreeg.

De plaat zit bijgevolg volgestouwd met dramatiek, gaande van een klagerig slepende ballad als ‘I Wish I Had A Choice’ tot de hysterische wedloop van ‘Chasing The Ghost’ (ook al te horen op de eerste plaat maar hier nog meer op de spits gedreven), waar het trio het gevoel opwekt dat in de titel wordt beloofd. De ritmesectie trapt het gaspedaal volledig in en ook Jones lijkt alsof hij door de duivel bezeten iets najaagt dat hij nooit te pakken zal krijgen.

Zijn typische toononvastheid en nerveuze frasering zijn geen spek voor ieders bek maar ze zorgen wel voor extra geloofwaardigheid. Aan deze muziek is dan ook niet gesleuteld om aan bepaalde eisen of standaarden te voldoen, het is onvervalste expressie waarin invloeden weerklinken van funk tot blues en swing. Het effect is maximaal en recht in your face, net zoals op dat gelauwerde debuut, dat hier door Jones en zijn trio met de vingers in de neus wordt overtroffen.

Meer over Darius Jones Trio


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.