Dario Castello en Giovanni Battista Fontana: het zijn het genre figuren waarop musicologen hun tanden stuk kunnen bijten. Niet omdat er bibliotheken vol geschreven zijn over hun levenswandel en hun muziek, wel het integendeel. Biografisch is er betrekkelijk weinig bekend over deze eeuwenoude componisten, wier artistieke betrekkingen men probeert te reconstrueren via de muziek die ze hebben nagelaten. Dat is natuurlijk niet altijd evident: werk voor grote bezettingen kan betekenen dat ze een vaste broodheer hadden ergens in Italië, maar sonates voor trio-bezetting wijzen er natuurlijk niet op dat ze geen mecenas of ensemble ter beschikking hadden. Aan speculaties aangaande hun beider levens mogen doctoraatstudenten die onderzoekswerk met archeologische trekjes verrichten, zich gerust wagen. Wat vandaag echter telt, is de muziek die beide heren hebben nagelaten. Barokviolist John Holloway, een van de sterkhouders binnen de ECM New Series, concentreert zich meer specifiek op de werken voor strijker, dulciaan (een voorloper van de fagot) en klavecimbel. Een combinatie waarin vooral de dulciaan een dubbelzinnige rol speelt, omdat de blazer zich zowel een solerende rol kan aanmeten in dialoog met de vioolpartij, maar zich ook behaaglijk onder het continuo kan scharen, waar het zich feilloos in een ondergeschikte rol tegenover de solist gedraagt.
Maar liefst dertien “sonates” telt deze opname. Aanhalingstekens zijn op hun plaats, want de sonate stond in de vroege Barok nog niet waar ze stond toen pakweg Liszt er zich mee bezig ging houden. De term verwees aan het prille begin van de 17e eeuw nog gewoon naar “sonare”, dat “klinken” betekent. Het waren dus profane werken die vanuit de dans waren ontwikkeld, als tegengewicht voor de religieuze muziek die toen door de kerkelijke autoriteiten in grote getale besteld werd. Omdat er geen echte traditie was waarop werd doorgeboomd, genoten de componisten betrekkelijke vrijheid. Dat Dario Castello in zijn ‘Sonata Seconda II’ ineens een melismatische, Oosters gekleurde kreet lanceert, lijkt een tijdsartefact. Precies de ongedwongenheid waarmee componisten indertijd konden experimenteren, heeft partituren opgeleverd die een schat aan escapades omvatten, waarin het ornament rondom een continuopartij tot het uiterste wordt gedreven. Hoezeer de muzikale context ook ingebed is in een 17e-eeuws kader dat zich uit de Renaissance aan het losmaken is, de Barok klopt al ongegeneerd op de deur via vioolexcursies die de verbeelding wanneer die op historische bladmuziek wordt losgelaten, simpelweg tart.
Natuurlijk duikt iemand als John Holloway niet in een studio met al wie daar zin in heeft. De Deense klavecinist Lars Ulrik Mortensen voelt uitstekend aan welke rol het toetseninstrument in deze onbeschermde trio-vorm moet opnemen. Nooit kan het klavecimbel enkel begeleidend van aard zijn, want daarvoor is het veel te nadrukkelijk aanwezig in het totaalgeluid, dat met slechts twee andere stemmen eigenlijk maar net opweegt tegen linker- en rechterhand van het klavier. Anderzijds moet de ruimte gelaten worden voor Holloway’s zangerige strijker, die over de klavecimbel golft, glibbert of soepel glijdt. De vrouw van het gezelschap is Jane Gower, die met haar dulciaan echter stevig haar mannetje staat. Ook zij weet perfect wanneer ze zich in bescheidenheid onder de viool moet wentelen, om daar op het juiste moment onderuit te komen en te schitteren met een volle, maar ook wat puntige klank. Ze meet haar instrument een grote flexibiliteit aan, waardoor ze gemakkelijk met de viool kan wedijveren voor wat beweeglijkheid betreft. Soms is Gower misschien iets te prominent aanwezig, maar beter dat dan een soliste die te weinig ruggengraat heeft om deze sonates gestalte te geven.
Is deze opname dankzij de drie karaktervolle musici dan een triomf? Niet helemaal. Niet voor niets is Fontana’s oeuvre door de plooien van de geschiedenis glad gestreken. De manier waarop hij omspringt met ornament, met ritme en met de geplogenheden uit zijn tijdsgewricht, halen het qua inventiviteit lang niet bij de verwezenlijkingen van Castello. Ergens onderweg loopt de luisteraar het gevaar in een dip terecht te komen, waarbij het wachten is tot Castello om het aandachtige oor opnieuw wakker te schudden.