De uit Vancouver afkomstige Darcy James Argue verhuisde in 2003 naar New York en richtte twee jaar later zijn Secret Society op, een bigband waarmee hij dit jaar 'Infernal Machines' uitbracht. Op deze plaat wordt meer dan eens hoorbaar dat Argue (letterlijk) uit de school van Bob Brookmeyer en Maria Schneider komt. Vooral de lichtheid van deze laatste is ontegensprekelijk dominant op 'Infernal Machines'. In plaats van met monolithische blokken werkt Argue graag met goed uitgeschreven klankwolken, waarbij de harmonie licht dissonant wordt en de vaagheid van het metrum voor een zwevende indruk zorgt – niet in het minst wanneer er verschillende ritmisch onafhankelijke lagen boven elkaar te horen zijn. Bovendien kiest de componist op deze plaat opvallend vaak voor zachte pasteltinten, wat het impressionistische element van de plaat extra in de verf zet.
In de eerste nummers van de plaat komen meteen de sterkste kanten van Darcy James Argue's muziek tot uiting. In 'Phobos' is de ritmische vaagheid van die orde, dat ze duidelijke directieaanwijzingen noodzakelijk maakt, maar door deze mistigheid te combineren met de ritmisch scherpe en fris klinkende cajongroove krijgt het stuk toch een stevige vaart mee. Ook in 'Zeno' wordt een goed evenwicht gevonden wanneer de desoriënterende polyritmie nauwkeurig uitgewerkt wordt en de wolk ritmisch evolueert. Het is naar het einde toe alleen jammer dat de zachte nevel van bugels en trombones iets te slordig uitgevoerd wordt, een euvel dat hier en daar nog opduikt en dat door de fragiele gewichtloosheid van de muziek extra hoorbaar wordt.
Door het gebruik van zwevende instrumentgroepen knalt de muziek nooit echt van het schijfje. Uitgesproken uitbundigheid wordt opgeofferd aan een gave esthetiek, ook wanneer door de opvallende rol van de elektrische gitaar en de soms lichtvoetig tikkende drums de muziek een poppy aureool krijgt. Dat deze werkwijze ook gevaren inhoudt, wordt duidelijk in 'Transit', waarbij het arrangement wat leeg blijft en de spanningsboog verloren gaat. Ook hier vallen er onzekerheden in het orkest te horen, maar die beletten trompettiste Ingrid Jensen niet om er soliste stevig tegenaan te gaan, daar waar de meeste van haar collega-solisten het eerder bescheiden houden.
De sterkste kanten van 'Infernal Machines' blijven de composities van Darcy James Argue die naast de invlod van Schneider en co in 'Jacobin Club' ook stevig knipoogt naar het klassieke repertoire. De minutenlang doorlopende riff, de gestage opbouw en het (zeldaam) grootse einde van het stuk maken het naaste familie van Ravels 'Bolero'. Voor het knapste werk wacht Argue bijna helemaal tot op het einde. In 'Habeas Corpus' - opgedragen aan de door de Amerikanen van terrorisme verdachte en daarom mishandelde Maher Arar – genereert de kleurwerking in het orkest synthesizerachtige effecten. De prima uitgewerkte evoluties in het arrangement (tot een hoekige rockgroove toe) en de doordachte structuur van de compositie, maken het werk tot een sterkhouder van een plaat die niet altijd hetzelfde niveau kan aanhouden, maar wel een componist laat horen met een frisse kijk op de cultuur van de jazzorkesten.
Meer over Darcy James Argue's Secret Society
Verder bij Kwadratuur
Interessante links