Wallonië is de prairie niet. Het is een stelling die haast door iedereen bekrachtigd zal worden. Toch is er tegenwoordig één reden om hieraan te twijfelen: Coyote maakt er namelijk een opmerkelijke opgang. Hier gaat het natuurlijk niet om de hondachtige die ook wel eens prairiewolf wordt genoemd, maar wel om een Luiks trio dat zich uitleeft op gitaar. Toegegeven, ‘uitleeft’ is misschien een foutief gekozen term, de muziek is eerder als ingetogen te omschrijven. Treffender was de vernoeming van de prairie. Het drietal – Sam Pierot, Christophe Paul en Jarby Mc Coy – baant zich sinds 2005 een weg in een ouderwets universum dat vorm krijgt door een sfeer van ragtime en folk. Referenties die hierin opdoemen zijn gitaargrootheden als John Fahey, Steffen Basho-Junghans en de onvermijdelijke Django Reinhardt.
Hun tweede album – dat net als hun debuut uit 2007 titelloos bleef – bestaat zo goed als volledig uit instrumentale nummers. Deze worden belichaamd door twee gitaren (Pierot en Paul), die door geluidsman en vast groepslid Jarby Mc Coy piekfijn afgesteld worden en waar nodig van wat meer massa voorzien. Zo wordt openingsnummer ‘Harpie’ verzwaard met een opname van de stem van Jacques Izoard. Dit is een bekroonde Luikse poëet en essayist. Elders zorgt Mc Coy voor enkele druppels elektronica (het lekker lopende ‘Lupus Lupus’) of zéér sobere toetsen (‘Albertine Brimborion’), hier echter op sleeptouw genomen door – zowaar – een elektrische en een hitsige en akoestische gitaar. Noemenswaardig is ten slotte de nostalgische afsluiter ‘Le Lac Majeur (De Mort Shuman)’, wat voorzien wordt van een mooi klankenpallet dat – naast dominante gitaren - bestaat uit subtiele strijkers en een naar de achtergrond verschoven stem. Het album grossiert evenwel in de rustige en aangenaam voorbij kabbelende gitaarliedjes. De grootste troef van Coyote is dat ze er in slagen om met deze bezetting – en zonder overdadige opsmuk – erg organische nummers brengen die over de totale lengte (negen nummers voor eenentwintig minuten) blijven boeien.