Of na deze Volume II de reeks ‘Cory In Concert’ nog een vervolg krijgt, is een open vraag. Robert Childs heeft na twaalf jaar waarin hij de Cory Band tot het kruim van de brassbandscene heeft uitgebouwd het dirigeerstokje neergelegd. Jammer dat deze reeks niet eerder werd opgestart, want ze heeft qua repertoire en kwaliteit dezelfde ambities als de ‘Essential Dyke’-reeks van de Black Dyke Band: een brede mengeling van stijlen die hun concertrepertoire kenmerkt, van oud (Smetana’s ouverture bij ‘The Bartered Bride’) tot nieuw, van marsen en ouvertures over solo- en concourswerken tot compositieopdrachten.
Het schijfje opent met een fanfare van Paul Lovatt-Coopers ‘Home of Legends’, dat na een wat sobere intro geleidelijk aan spankracht wint en triomfantelijk eindigt. Met het Bernsteinarrangement ‘America And Somewhere’ en het bijzonder speelse ‘Dirty Duck’ (met principal cornet Tom Hutchinson in een glansrol) gaan de Welshmen de swing & latintoer op. Trombonist Chris Thomas zit met ‘Brasilia’ in een gelijksoortig sfeertje.
Ander solowerk komt van alto Owen Farr die ‘Rule Britannia’ alle facetten van een goede solo meegeeft, zodat deze opname meer wordt dan de dertiende in het dozijn. Een andere klassieker uit het solorepertoire is ‘Endearing Young Charms’, waar David Childs het allerbeste uit zijn euphonium haalt. Het is niet eens overdreven te stellen dan beide solisten de absolute top zijn geworden op hun instrument, al moeten ze sinds korte tijd Sheona White (die een ongeziene comeback maakte bij Black Dyke) en respectievelijk Glenn Van Looy naast zich dulden.
Een omvangrijker werk is ‘Battle Of Trafalgar’, waar dat oer-Britse gevoel voor dramatiek en bombast het glorieuze verleden evoceert, extra gevoed door het verteltalent van Frank Renton. Typisch is het roemen van de heldenmoed, inclusief natuurlijk de ingetogen elegie na de dood van lord Nelson . Ook het heerlijke vijfdelige ‘Stabat Mater’ van Karl Jenkins – inderdaad dezelfde als die van Nucleus en Soft Machine – neemt heel wat ruimte in. Openingsdeel ‘Sancta Mater’ overweldigt met statische klanken, waarbij het klein koper duidelijk donkere partituren voorgeschoteld kreeg, hoewel het zwaar koper overheerst. David Childs mag een tweede maal schitteren in het melancholische ‘Lament’, dat duidelijk geknipt is voor zijn instrument. ‘Cantus Lacrimosus’ blijft, net als het vierde deel ‘Ave Verum’, in dezelfde ingetogen sfeer en is een kwartet met Joanne Childs (bugel), Tom Hutchinson, Owen Farr en tweede euphonium James McLeod met sobere orkestbegeleiding. In het slotdeel van de suite, ‘Paradisi Gloria’, bouwt een nerveuze cornet- en slagwerkbegeleiding de spanning op naar een climax, maar compositorisch is dit toch het flauwste deel.
De contemplatieve kant van de luisteraar wordt verder nog gestreeld door o.a. het bloedmooie ‘Irish Tune From County Derry’ van Percy Grainger, een arrangement van wat bij folkliefhebbers beter gekend is als ‘Danny Boy’ of ‘Londonderry Air’. Ook Joanne Childs (bugel) ontroert in ‘Childs Lullaby’ dat Paul Lovatt-Cooper voor haar en manlief David schreef, naar aanleiding van de geboorte van hun eersteling.
Van Cory verwacht men al enige tijd geen muzikale scheve schaats meer en deze plaat beantwoordt aan alle vooronderstelde kwalitatieve eisen. Wie dit een beetje teveel easy listening vindt, krijgt met het afscheid van Robert Childs meer uitdagingen op ‘Out Of This World’. Er is echter geen andere band die de jongste vijf à zeven jaar zo’n stempel heeft gedrukt op de brassbandscene.