Op de hoes van 'One Way, It's Every Way' is een kaleidoscopisch kleurenspectrum te zien. Dit is ook exact wat er van de plaat verwacht mag worden. Australiër Mark Mitchell schreef tien ragfijn gedetailleerde folk-popnummers die worden ingekleurd met o.a. organische elektronica, akoestische piano en gitaren en geflipte blaasinstrumenten. Drums trippelen voorzichtig doorheen sferige melodicawolken of een doolhof van gitaargetokkel.
Niet alleen weeft Mitchell een web van melodie en klanken, ook ritmisch gebeuren er honderd dingen tegelijk: melodieën pikken plots een ver ritme op dat in een of andere percussie-instrument zit, rammelaars vallen in of een 2/4-maat krijgt plots een walsritme.
De haast literaire teksten worden op een fluisterende manier gezongen en op smaak gebracht met contemplatieve tweede stemmetjes die de dood overschouwlijk trachten maken. En toch heeft de muziek iets luchthartigs en eerlijks over zich. De geest van Eliott Smith dwaalt rond in Mitchell's muziek. Een minpuntje is dat de hele cd in eenzelfde zachte, etherische sfeer dwaalt, waardoor, ondanks de talloze verrassingen, de laatste nummers nogal veel op de eerste beginnen te gelijken.
Een krakende stoel, geruis van water, storing op de kabel en openingstrack 'The Younger The Old' is vertrokken voor een dromerige, meditatieve reis die zal doorlopen tot het laatste nummer 'The Older The Young'. Ook de tekst introduceert het thema van de hele plaat: "I'm the one who keeps a drama and a dread of natural things, so it's not so silly that where I'll end is the point where I begin. I'll stay straight for a while to figure out the Great Machine, and you'll live by yourself with me right there in the room, unseen." Mitchell is enorm geïntigreerd door cycli. De patroontjes die hij inbrengt, komen soms in andere nummers weer boven in een andere context.
Mitchell telt af en 'Come to Mean a Natural Law' is vertrokken met een winderige, hakkelende zangmelodie die wordt ondersteund door een geknepen, hoekige blazer die iets tussen een kazoo en een saxofoon lijkt te zijn. Wat opvalt, is dat de mix niet altijd evenwichtig is. Zo overstemt het scherpe elektrische gitaargetokkel op stem, drum en geluidseffecten en leidt het zo de aandacht af van zowel tekst als muziekdetail. Als er naar een (anti-)climax wordt gebouwd met fel tintelende pulsen en een stevige 4/4-beat is de verhouding tussen de instrumenten wel ok. De sax komt even freaky tussen en de beat krijgt een tegenritme. Rustig wordt er opgebouwd met extra melodietjes op achtereenvolgens een kinderlijk orgel, een donkere bas en een hamerende piano. Echt uitbreken (in volume) wordt er op 'One Way, It's Every Way' nooit gedaan. En dat is het pijnpunt van de Australiër: ondanks zijn intelligente melodieën en ritmes, moet de man zich voor zijn volgende plaat maar eens verdiepen in het aspect dynamiek.
Clue to Kalo organiseert op 'One Way, It's Every Way' een rustige pyamafuif met als gasten Eliott Smith en Four Tet. De nummers worden overladen met melodieën en ritmes dat er soms zelfs eens gedacht kan worden "minder is meer". Niettemin is dit album een muzikaal en tekstueel pareltje. Of alle nummers blijvers zijn, zal de toekomst echter moeten uitwijzen.
Meer over Clue to Kalo
Verder bij Kwadratuur
Interessante links