Er is iets niet pluis met een Debussy-verzamelaar bestaande uit twee schijfjes. Zoals ook een best of van de Beatles onmogelijk op een cd van 80 minuten kan passen, is het evenmin mogelijk om een correct beeld van de impressionist op te hangen op basis van een wel heel vrijblijvende selectie uit zijn oeuvre. Belangrijk is het dan ook deze opname in zijn context te bekijken, voor een deel van het publiek als een bijna didactisch geheugensteuntje gekoppeld aan Klara’s radioreeks Cher Claude, voor een ander gedeelte der luisteraars uitstekend materiaal om reeds gekende opnames mee te vergelijken. Zoals zowat elk project waar de radiozender de laatste jaren haar schouders onder zette, wordt het publiek hier immers verwend met een reeks overwegend uitstekende uitvoeringen van meestal klassiekers uit het genre. Pierre Boulez en The Cleveland Orchestra, Nelson Freire en Rafael Blechacz zijn de meest duidelijke voorbeelden van namen waarmee Klara zich echt oriënteert richting internationale top. In de meer exclusieve keuzes die samenstellers Marc Weyts en Bart Tijskens maakten, zoals werk voor fluit, harp, piano vierhandig of door Luc Brewaeys georkestreerde preludes, tonen minder gerenomeerde uitvoerders zich evenzeer uit het juiste hout gesneden, waarbij men overigens aandacht had voor kwaliteit van eigen bodem. Reeds de eerste etherische maten van ‘Prélude à l’après-midi d’un faune’ zijn een uitstekend streekproduct, met name in handen van Michel Tabachniks Brussels Philharmonic.
Enerzijds is er de Debussy van de orkestrale kleurenweelde. Behalve bovenvermelde prelude mochten ook ‘La Mer’, een streepje ‘Images’ en de nocturnes niet ontbreken. Uit die laatste driedelige cyclus werd echter het laatste deel geknipt. Zonder ‘Sirènes’ al bij al een geamputeerde Debussy, waarmee een essentieel aspect van hoe de componist met zijn vrijelijk aangewend programmatisch materiaal omging, ontbreekt. Luc Brewaeys' bewerkingen van de transcenderende pianoliteratuur die de preludes zijn, voegen aan de andere kant een dimensie toe aan deze cd. Niet in het minst vanwege de minutieuze vertolking van de Royal Flemish Philharmonic onder leiding van Daniele Callegari. Op de tweede cd wordt anderzijds de kaart getrokken van Debussy als heterogeen instrumentalist. Het heen en weer geworpen worden van de gekende ‘Arabesque’ naar de kleurrijke ‘Images’, met tussendoor nog een flard strijkkwartet of pianotrio om ongeveer halfweg te stranden bij dansen voor harp en strijkers: het is niet bevorderlijk voor de concentratie. Bovenal spijtig is immers dat de samenstellers, ware eminenties als het gaat om kwalitatief klassiek, hun keuzes niet konden toelichten. Een cd-tekst ontbreekt en het is dan ook raden naar een reden voor deze wispelturige volgorde, die het voor de luisteraar gevarieerd houdt, maar daarom nog niet bevorderlijk is voor de concentratie.
Weyts en Tijskens zetten de meerslachtige teneur gelukkig niet helemaal verder. De piano staat aan het slot van deze dubbellaar opnieuw centraal, met volle in acht name van meerdere identiteiten van Debussy’s innerlijke wereld. De stap van het ‘Children’s Corner’ naar ‘La Plus Que Lente’, waar Jean-Yves Thibaudet bijna verliefd op lijkt, is er geen grote, en al bij al baadt ook het bloedmooie ‘La Fille aux Cheveux de Lin’ in een naïeve stijl die grenst aan de schone eenvoud van de kinderwereld. Onvolledig wordt deze verzamel-cd er niet minder om, maar dat weet al wie zich de schijfjes aanschaft waarschijnlijk zelf ook. Belangrijker voor Klara is de kwaliteit en de samenwerking met Universal is wat dat betreft een goede keuze, want globaal genomen stijgen de hier geïncludeerde referenties inderdaad uit boven de soortgelijk geprijsde grotere Debussy-reeksen die men wel eens in een winkelketen aantreft.