Wat een wereld van verschil zit er tussen de pianoliteratuur van Maurice Ravel en die van Claude Debussy! Eerstgenoemde liet een beperkte schriftuur na die helemaal past op amper twee schijfjes, terwijl Debussy ook zijn meest miezerige probeersels bewaarde voor het nageslacht. Maar dat is niet alles: vooral de taal waarin beide impressionisten zich uitdrukten, is er een die in die mate verschilt dat men amper kan geloven dat beide componisten in het Frankrijk van begin 20e eeuw bij wijze van spreken buren zouden kunnen geweest zijn. Bij Ravel ligt de nadruk op het parelende in de muziek en de schittering in zijn klankennevels is ongelofelijk. Het typeert de nagelaten werken van Debussy dan weer dat sommige ervan eigenlijk schetsen zijn voor orkestmuziek, die nooit zouden georkestreerd worden omdat Debussy ze gaandeweg ging koesteren in hun gedaante voor klavier. Een dergelijk feit is niet triviaal voor hoe de muziek klinkt, want de stijl van Debussy lijkt niet zelden een pak indirecter dan die van Ravel, alsof betekenis ook kan liggen in het onuitgesprokene en het doelmatig versluierde. Op die manier bestaat er ook een contrast als dag en nacht tussen wat Debussy's klassiek geworden orkestmuziek is, en de intimiteit en fragiliteit van zijn pianomuziek, die op zich een groot mysterie lijkt.

Philippe Cassard is zelf een Fransman en nam eind jaren '80 en begin jaren '90 zowat alle pianomuziek van Debussy op. Ter gelegenheid van dit Debussy-jaar brengt Decca die nu gebundeld op de markt, aangevuld met nog twee petieterige stukjes, voor de volledigheid door Cassard in de zomer van 2011 ingespeeld. Het nastreven van een complete catalogus loont uiteraard de moeite voor de verzamelaar, maar de doorsnee muziekliefhebber kan moeilijk uit de voeten met bijvoorbeeld het laatste schijfje van deze vierdelige set, waarop vooral Debussy's minder gekende werken worden gepresenteerd. Met gevoel voor humor toont Cassard waarom deze muziek niet vergeten mag worden, maar toch is het duidelijk dat de hoogtepunten al voorbij zijn na de derde cd. Hoe dan ook is deze uitgave echter interessant, want Cassard geldt zowat als Debussy-specialist. Zo bracht hij pas een liedrecital uit met Nathalie Dessay bij Virgin Classics, waarmee zowel label als interpreet hun Debussy-cataloog mooi verder uitbreidden. Cassard is ietwat een maniërist, wat zijn keuze voor een Bechstein uit 1898 ten dele verklaart. Hij wilde expliciet een instrument met de sonoriteit van het klavier waarop Debussy zelf speelde en componeerde, en de overlevering zegt dat de componist de Bechstein verkoos boven alle andere instrumenten. De klank van deze opname zit inderdaad erg goed, hoewel in de jaren '90 de technieken nog niet zo zuiver waren ontwikkeld als vandaag de dag het geval is.

Spijtiger zijn echter bepaalde keuzes die Cassard maakt als interpreet. Zo benadert hij het eerste boek met 'Préludes' op een manier die aan Messiaen doet denken: gespeend van twinkeling, maar doodernstig en quasi transcenderend. Het is een bevreemdende aanpak, weliswaar met veel sfeer, maar met minder oog voor de kleur van deze muziek. Ze blijft tevens wat anachronistisch klinken en gaandeweg valt het op hoeveel Cassard niet doet met de muziek, terwijl de partituren juist enorm veel interpretatie vragen. Dit commentaar geldt overigens voor veel van wat Cassard hier inspeelt. Ook de 'Images' zijn bij hem bijvoorbeeld geen prikkelende triomf: alweer zoekt hij het morbide element in de muziek op, met een ernst die haaks staat op de soms speelse luciditeit waarmee Debussy als componist te werk ging. Technisch zit het allemaal gelukkig wel uitstekend in elkaar, en qua vormgeving valt er op deze betaalbare box weinig af te dingen. De broodnodige uitleg verzorgde Cassard immers zelf, met genoeg kennis van zaken. Dit is dan ook een boeiende kijk op deze fantastische muziek, maar beter kan ook...

Meer over Claude Debussy


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.