Drie jaar lang liet Clark zijn fans in volle geduld wachten op dit nieuwe studioalbum na ‘Totems Flare’ dat met memorabele nummers als ‘Growls Garden’ voor heel wat feestvreugde zorgde. Wie de chronologie van Chris Clark’s albums overloopt merkt dat hij - zoals het hoort bij echte vernieuwers - zijn luisteraars niet altijd geeft wat ze op hun bordje verwachten. Ook deze keer weet hij een vreemd exemplaar voor te schotelen aan het publiek, al komt hij er nu minder goed mee weg.
Op ‘Iradelphic’ is een ongewoon getemperde Clark te horen. Vooral ten opzichte van zijn vorige, dansvloergerichte albums – met name ‘Turning Dragon’ waarin gruizige technobeats van begin tot einde doorpompten en de luisteraar ophitsten. Met een duidelijke voorkeur voor een akoestisch instrumentarium worden de nummers op ‘Iradelphic’ wonderbaarlijk soepel gehouden en doen ze geen vlieg kwaad. Dat is een atypisch kenmerk dat niet goed strookt met Clark’s verleden van kleurrijke elektronica met een gewrongen spanning. Daar zijn slechts lichte sporen van terug te horen in ‘Com Couch’, wanneer de mierzoete synthesizermelodie in het midden van de track een kwartslag draait en er een andere synthpartij wordt ingedraaid.
Clark heeft zich steeds in het populairdere segment van de elektronica genesteld. Toch liggen de technieken van de popmuziek hier iets te dik op: eenvoud, veel herhaling, gemakkelijk onthoudbare klanken, herkenbare en voorspelbare patronen. Hiermee zal hij zijn relaxte nummers zeker in de afspeellijsten krijgen van vele radiozenders maar eigenlijk zijn ze weinig indrukwekkend te noemen. In het midden van het album is zangeres Martina Topley-Bird aan het woord in de opeenvolgende nummers ‘Open’ en ‘Secret’, met lieflijke repetitieve zinnetjes op een laagje van gitaar en betoverende tonen. Deze meewiegende songs luisteren aangenaam weg maar getuigen van weinig fantasie.
‘Ghosted’ lijkt dan weer weggeplukt te zijn van het album ‘Body Riddle’ en ook hier plaatst hij zoals op zijn debuut een pianostukje (‘Black Stone’) dat er hier wat verdwaald bijstaat. Kortom: weinig verrassing en nog minder vernieuwing. De enige nummers die van de grond komen zijn de opener ‘Henderson Wrench’ en het driedelige ‘The Pining’. Het eerste deel van dat drieluik komt op gang met dromerige gekarameliseerde motieven en aardig drumwerk. In ‘Pt. 2’ gaan de doffe beats harder rammelen en wordt er meer energie in het thema gestopt. Met toegevoegd sentiment van de vrouwenstem bloeit het geheel open tot een heerlijk zomers lied dat in deel drie vredig uitdooft.
Het mag dan wel een goede poging zijn om een breder publiek te bereiken, positief verrassen doet Clark niet met ‘Iradelphic’. De akoestische instrumenten zijn een fleurige toevoeging, al klinkt alles veel te braaf voor trouwe liefhebbers van deze muziek. Niets mis met een rustiger verloop, zolang het maar uitdagend blijft.