Pendelend tussen Londen en São Paolo schreef Cibelle de nummers die nu op 'The Shine of Dead Electric Leaves', haar tweede album, te horen zijn. Dat ze hiervoor achttien maanden nodig had, is aan het eindresultaat te merken. Vooral het fijn uitgewerkte en gedetailleerde geluid waarin elk onderdeel minutieus herkenbaar blijft, doet heel wat schaven en bijwerken vermoeden. Niet dat de nummers vol zitten met klanken en geluiden, want voor een Latino feestje moeten muziekliefhebbers niet bij Cibelle zijn. Daarvoor zijn de nummers in al hun warmte en fascinerende kleuren te sober en dat is een goede zaak, want de kracht van dit album ligt net in de uitgekiende aankleding. Melodisch en ritmisch klinken Cibelle's nummers zeer vlot en melodisch, maar echt blijven hangen is er zelden bij. De nummers die wel regelrecht catchy klinken, zijn meestal covers: Tom Waits' 'Green Grass', voorzien van een tedere, wat nostalgische harpbegeleiding of het zonnige 'London, London' van Caetano Veloso, hier in duet met de tegenwoordig onvermijdelijke neofolker Devendra Banhart.
Wat dus wel haast permanent brokken maakt, is de aankleding van de songs. Zachte klanken van akoestische en elektrische gitaar, piano, klokkenspel, cello, mellotron of marimba zetten daarbij de toon. Voor speciale, maar nooit protserige effecten zorgen straatgeluiden, keukengerei, knetsende aanstekers, of zoals in 'Mad Man Song' de kostelijke kopjes en lepels. Dit pareltje van auditieve verfijning bokste Cibelle in elkaar met Spleen, bekend uit de entourage van CocoRosie. Dat deze twee Amerikaanse zusjes al even graag met allerlei kleine (net)-niet-klassieke muziekinstrumenten en voorwerpen in de weer zijn is daarmee niet de laatste link met Cibelle. Ook vocaal is er een duidelijke verwantschap, zeker wanneer deze laatste zich wat aarzelend en met een kleine Billie Holiday-vibrato laat horen.
Voor de afwerking van het geluid op dit album zorgen producers Apollo Nove en Mike Lindsay. Het soms best zoete geluid van zachte instrumenten en even kleine als speciale geluidjes wordt verder afgezoomd met onregelmatige en zachte kraak- en schuifelelektronica. De technologie wordt echter nooit dominant, ook niet wanneer de klank van de akoestische gitaar voorzichtig uitgerekt wordt of Cibelle's stem in veelvoud te horen is, als een meerstemmige krans rond haar eigen hoofdmelodie. Door al deze sonore verfijning is de cd geen standaard bossanova-album geworden, al komen Cibelle's wortels wel aan de oppervlakte in 'London, London' of 'Esplandor'. Op de meeste momenten is het geluid van dit album echter desoriënterend genoeg om luisteraars even te laten raden waar het allemaal vandaan komt, ook wanneer er in het Portugees gezongen wordt.
Misschien had de cd wat korter gemogen, want naar het einde toe, verdwijnt de verrassing al eens. Vooral 'Train Station' getuigt van minder verbeelding. 'Lembra' klinkt met het verrassende klavecimbelgeluid dan weer wel heerlijk fris en had met brede synthesizerstrijkers alles in huis om de cd toch één keer even te laten openbreken, maar Cibelle houdt de rem er op. Intrinsiek muzikaal schaadt deze terughoudendheid het album niet, maar het had het als geheel net nog een tikkeltje extra kunnen geven.
Meer over Cibelle
Verder bij Kwadratuur
Interessante links