Van Chris Potter kan veel gezegd worden, maar niet dat hij het zichzelf gemakkelijk maakt en dat is, gelet op zijn rol in het superieure Dave Holland Quintet, geen verrassing. Het strakke en hoekige spel waar Hollands kwintet zo sterk in is, heeft Potter gedeeltelijk overgebracht op zijn elektrische band die hij op 'Underground' voor het eerst in studio-opnames laat horen.
Wat meteen opvalt, is de afwezigheid van de bas. Geen probleem, want daarvoor heeft dit kwartet een joker in huis: Craig Taborn. Op Fender Rhodes bezorgt hij 'Underground' een rijke sound, waarbij hij moeiteloos switcht van een rol als basinstrument naar die van solist om daarna als een tingelend klokkenspel voor de dag te komen. Het beweeglijke drumwerk van Nate Smith sluit hier mooi bij aan: Smith sluit de muziek nooit op in repetitieve grooves, maar speelt steevast licht en over de traditionele beats heen zonder daarom het basisritme complex te breken.
Het droge, funky geluid dat de cd voor een groot stuk kenmerkt, wordt gevoed door gitarist Wayne Krantz en vooral door Potters composities. Met een voorkeur voor onvoorspelbare melodieën blijft Potter weg uit het vaarwater van de fletse popjazz. Verder is hij niet vies van wat hoekigere ritmes en maatsoorten, zonder hierin extreem door te gaan. Dat dit spelconcept zijn medemuzikanten goed ligt, is op 'Underground' meermaals te horen, vooral wanneer die elk een heel eigen stem krijgen en ze zich individueel en vrij bewegen in de hoekige structuren. Ze vullen elkaar daarbij zo natuurlijk aan dat het samenspel amper opvalt.
Chris Potter van zijn kant blijkt nog steeds niet om een ideetje verlegen te zitten. Solerend weet hij zijn verhaal steeds draaiende te houden en hij ontwikkelt zijn improvisaties op een hele natuurlijke manier, sporadisch zelfs tot in het overblazen toe. De individuele kwaliteiten van zowel Potter als zijn kompanen kunnen echter niet verhullen dat de muziek weinig noodzakelijkheid uitstraalt. Hoe degelijk en integer er ook gespeeld wordt, de muziek dwingt zelden tot luisteren. Vooral in het samenspel ontbreken de gensters. Wanneer Potter soleert lijkt hij alleen te spelen. Van onderlinge communicatie is zelden sprake en hierdoor wordt nooit doorgeschakeld naar een hogere versnelling.
Toch bieden heel wat composities op 'Underground' stof tot verdere ontplooiing. Vooral 'Nudnik' en 'Big Top' switchen op geregelde tijdstippen van muzikale sfeer: van marcherend tot vrij zwevend en hoekig. 'Nudnik' kent bovendien een zeldzame opstoot van gezamenlijke opbouw, meerbepaald tussen Taborn en Smith.
Sporadisch knipoogt Potter naar popmuziek. Het is echter opvallend hoe on-poppy de twee covers op deze cd klinken. Zowel Radioheads 'Morning Bell' als 'Yesterday' van de Beatles worden harmonisch zodanig verrijkt dat zelfs bij de Beatles-klassieker alle klefheid achterwege blijft en die fris en volwaardig klinkt. Ook zo laat Potter horen dat hij er niet in drie tellen vanaf wil zijn. Alleen jammer dat in het geheel genomen 'Underground' niet wat meer om zich heen trapt en wat meer spanning genereert. Zeker omdat dit kwartet daar intrinsiek de muzikale kwaliteiten voor heeft.
Meer over Chris Potter
Verder bij Kwadratuur
Interessante links