Het is behoorlijk interessant te beschouwen dat saxophonist Charles Lloyd met het ouder worden een soort omgekeerde beweging maakt als wijlen sax-icoon John Coltrane destijds deed. Terwijl Lloyd in zijn vroegere jaren een experimenteel en onstuimig musicus was, keert hij de laatste jaren terug naar een meer transparante vorm van jazz, hoewel de complexe akkoorden aanwezig blijven. Door de sublieme begeleiders en Lloyds eigen weloverwogen solo's blijft 'Mirror' niet aan de oppervlakte maar gaat onder het schijnbaar rustige oppervlak minstens evenveel diepgang schuil als weleer. De Coltrane-vergelijking is dan misschien stereotiep, maar 'Go Down Moses' of 'Desolation Sound' roepen toch 'Giant Steps' en diens milde melancholie in herinnering.

De schitterende band die Lloyd om zich heen verzamelde, kennen sommigen misschien al van 'Rabo de Nube', Lloyds vorige album bij ECM. Dat was een stevige live-opname met hypergelaagde composities en improvisaties die de muzikanten telkens verplichtte op het scherp van de snee te musiceren. 'Mirror' is was dat betreft milder geworden: de harde, beukende sound van het kwartet blijft in de kast tot ongeveer de laatste twintig minuten van de cd, waarin eens te meer alle remmen worden losgegooid. Daarvoor klinkt deze plaat vooral erg breekbaar, alsof Lloyd zijn instrument meer is gaan koesteren doorheen de jaren. De zachte Reuben Rogers aan de bas, Eric Harland zoetjes op de drums en jazzster Jason Moran als ingetogen genie aan het klavier blijkt een ideale constellatie om Lloyd extreem vrij te laten ademen zodat deze de meest fragiele klank uit zijn instrument haalt. 'Mirror' is daarom de plaat van de essentie, niet van de gebruikelijke overdaad. Mooie melodieën en intelligente improvisaties staan centraal, niet de lege bombarie waar oudere artiesten zich vaak door laten omringen om een gebrek aan zeggingskracht te verhullen.

Tot de laatste nummers van de plaat, waarin plots weer blijkt dat Lloyd het zwaardere werk nog altijd meester is. 'The Water is Wide' is een opstapje naar dat grootse slotakkoord. De funky baslijn van Reuben Rogers wordt het fundament voor een heerlijk no noncense-thema waarboven Jason Moran zichzelf totaal geeft. In 'Lift Every Voice and Sing' doet hij dat nog eens over, deze keer met minder blues maar evenveel honky tonk als in de voorganger. Ook Lloyd is extremer in dit nummer, gestuwd door de ritselende, opzwepende partijen van Harland en de discrete accenten van Rogers. Dit geweld mondt uit in een majesteitelijk orgasme dat zelfs op 'Rabo de Nube' zijn weerga amper kent. Met meer opbouw tapt 'Being And Becoming, Road to Dakshineswar With Sangeeta' eigenlijk uit hetzelfde vaatje. Alweer geeft Lloyd zich totaal, in wat misschien wel het ultieme nummer van de cd is.

Helemaal eindigen gebeurt op 'Mirror' met een contemplatief staaltje jazz, waarin Moran stilletjes akkoorden legt en Lloyd zachtjes een meditatieve tekst voorleest. Rogers legt gedurfde lijnen, terwijl Harland bastonen neuriet op de achtergrond. Daarna hangt Lloyd een verstilde solo vast aan het geheel, zodat deze plaat in bezielde rust (want Lloyd geeft nog een laatste keer alles) eindigt. 'Mirror' beslaat op die manier alle aspecten van de jazz zonder in een megalomaan opzet te vervallen. Tegelijk ruig, slim en zacht als fluweel, is 'Mirror' zonder twijfel één van de mooiste albums van 2010.

Meer over Charles Lloyd Quartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.