Hoe zorgvuldig recitals en cd-opnames tegenwoordig ook worden samengesteld: er gaat eigenlijk niets boven volledigheid. Sets met de complete symfonieën van deze componist, alle pianosonates van een ander of de strijkkwartetten van een derde zijn altijd interessante uitgaven, simpelweg omdat een enkel stel interpreten op die manier een consistente kijk kan bieden op een aanzienlijk deel van het oeuvre van een componist. Minstens even boeiend zijn de reeksen waarin instrument- en vorm-overschreidend wordt gewerkt, bijvoorbeeld met een box die de integrale kamermuziek van een componist bevat. Een dergelijke bundeling bracht Cypres kort geleden nog op de markt, met vier cd's gewijd aan César Franck. In 2012 vierde men diens 190ste geboorteverjaardag: niet echt een feestjaar, maar toch reden genoeg om in De Munt een hele dag lang sprekers aan het woord te laten en korte concerten te geven. Niet toevallig was het het Brusselse operahuis dat zijn deuren wagenwijd openzette voor dit muzikale avontuur: leden uit precies het Muntorkest speelden immers deze muziek samen in en kregen via hun werkgever dus een extra platform om dat nog eens naar de buitenwereld te communiceren. De pianist, die doorheen de vier cd's alleen voor het kwartet even naar de zijlijn moest verhuizen, is David Lively: behalve met het grote repertoire ook vertrouwd met werk van heel wat meer obscure componisten.
De set neemt zijn aanvang met een van de grote klassiekers uit het repertoire: Francks niets minder dan fenomenale vioolsonate. Het is een werk dat erg veel omzichtigheid en precieze vraagt, maar wanneer het er op aan komt moet de klank toch vooral gloedvol zijn. Zo nam Vadim Repin dit stuk nog kort geleden magistraal op met Nikolai Lugansky aan zijn zijde, een pianist waarvoor David Lively moet onderdoen. De begeleidende partij is weliswaar goed ingespeeld, maar mist de suspense en het aftastende waarmee Lugansky Repin durfde benaderen. Ook is Tatiana Samouil niet het wonder dat bijvoorbeeld Yehudi Menuhin ooit was. De sprankels, de strijd alsof er levens vanaf hangen is soms meer in de piano dan in de viool voelbaar. Toch klinkt Samouil bijzonder gestroomlijnd en is haar uitvoering over de hele lijn genomen meeslepend. Verder wordt de eerste cd gevuld met een aantal minder "belangrijke" duo's voor viool en piano, die echter kwalitatief niet verdienen vergeten te raken. Het voordeel van een kamermuziekuitgave als deze is precies dat deze onderbelichte stukken eindelijk nog eens kunnen opgerakeld worden, wat hier met overgave gebeurt.
Een tweede cd presenteert Fracks kwartet en pianokwintet. Hoewel het Quatuor Malibran meer dan eens de orkestbak verlaat om samen te concerteren, mist men hier de dynamiek die in grote kwartetten wel heerst. Zo speelde het Dante Quartet dit prachtige werk onlangs nog superieur in voor Hyperion. Voor het pianokwintet kan dan weer verwezen worden naar Gidon Kremers recente uitvoering bij ECM, hoewel de opnamekwaliteit bij Cypres iets minder gezwollen en dus natuurlijker aandoet. Het derde van de vier schijfjes laat Franck horen als componist van pianotrio's, waarvoor Lively en Samouil worden vergezeld door Justus Grimm. In stijgende lijn richting het 'Grand Trio' gooien de drie musici alle reserves over boort, en in stukken die om de een of de andere reden nog niet helemaal zijn ingeburgerd is dat een goede zaak. Tot slot zijn er nog twee trio's met een twintig minuten durend toetje waarvoor alle zes de musici samen van leer trekken. Een mooie bekroning van een goed gedocumenteerde en keurig vorm gegeven reeks cd's, die door hun gebundelde uitgave wel erg attractief zijn voor wie ineens aan een hele César Franck-exploratie wil beginnen.