If I can make it there, I'll make it anywhere”, een bekende slagzin uit een al even bekende musical, vat perfect samen waarom zo veel jonge jazzmusici hun geluk gaan beproeven in New York. De downtown scene is altijd al het epicentrum van de hedendaagse jazz geweest en daarom staat carrière maken in deze stad min of meer garant voor een succesvolle toekomst. De Italiaanse drummer Carlo Costa trok tien jaar geleden al naar New York maar een groot succes werd deze onderneming vooralsnog niet. Misschien zorgt zijn eerste album ‘Saturnismo’ wel voor een kleine kentering.

Op Costa’s palmares prijkte tot voor kort slechts één zelfgeproduceerd EP’tje. Zijn website en biografie geven daarnaast ook niet meteen blijk van noemenswaardige engagementen als sideman. Geen wonder dus dat hij nog nooit op onze radar was opgedoken en dat we met ‘Saturnismo’ eigenlijk voor het eerst kennismaken met de muziek van deze jonge drummer. Van zijn collega’s binnen het trio Minerva is er alvast eentje met meer naam en faam: de Duitse bassist Pascal Niggenkemper, die zich internationaal steeds meer laat gelden dankzij interessante samenwerkingen (met onder meer met Simon Nabatov en Gerald Cleaver) en talloze cd-opnames. De Amerikaanse pianist JP Schlegelmilch, net zoals Costa iemand die vooralsnog weinig muzikale deining heeft veroorzaakt, vervolledigt het trio.

‘Saturnismo’ is in meerdere opzichten een typisch New Yorks product. Niet alleen hebben alle betrokken muzikanten hun thuisbasis in de stad maar ook stilistisch is de invloed van het plaatselijke jazzmilieu aanwezig. In de eerste plaats is er het cerebrale karakter van de composities, iets wat de jazzmuziek van de New Yorkse jonge garde al geruime tijd typeert. Naast een grote interesse voor de mogelijkheden van improvisatie hebben deze musici namelijk ook aandacht voor uiteenlopende (al dan niet ingewikkelde) compositorische technieken en concepten, waarmee ze overigens vaak in de kaart spelen van hun technisch meesterschap. Maar er is ook de rol van Costa, die duidelijk niet zomaar de drummer van het gezelschap wil zijn. Het repertoire van Minerva leent zich dan ook minder tot het puur ritmische werk, maar eerder tot een soort schilderen en kleuren met de drumstokken en -borstels. 

De drie bandleden dragen elk enkele composities aan, wat enerzijds voor de nodige afwisseling zorgt maar jammer genoeg de coherentie van het repertoire en het album in de weg staat. Er passeren echter regelmatig leuke ideeën, zoals het repetitief dreunende akkoord van ‘Let’s Go, I Don’t Know’, waardoor het lijkt alsof de cd middenin een thema blijft haperen, of de karaktervolle pianokronkels van ‘The Valenti’ waarin het altijd zoeken is naar een begin- of eindpunt. Het door Costa geschreven ‘Moth’ is zonder twijfel het mooiste stuk van de plaat. Na een dromerige opbouw van piano/glockenspiel, gestreken contrabas en drums werkt het trio een lange doorgecomponeerde partij af, waarin de “muzikale” drumstijl van Costa prachtig tot zijn recht komt.

Jammer genoeg kent de plaat ook enkele dipjes. Het meer dan tien minuten durende ‘Nocturnal Patterns’ bijvoorbeeld, waarin ondanks de voorzichtige bijdragen van de drie musici eigenlijk zo goed als niets gebeurt, is simpelweg een vervelende en overbodige track. Ook in de vier collectieve improvisaties die her en der op het album verspreid staan, gebeurt niet meteen iets om van op te kijken. Gelukkig weet Minerva zijn eerste album nog in stijl af te sluiten met het door Schlegelmilch geschreven ‘Battle Cry’, een rubatostuk dat evengoed van Keith Jarrett had kunnen zijn. Er zit dan ook wel degelijk muziek in dit trio, alleen komt het er op ‘Saturnismo’ nog niet genoeg uit om van een goed album te kunnen spreken.

Meer over Carlo Costa - Minerva


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.