Zijn eigen label Klein is nog maar pas boven de doopfont gehouden, of rietblazer Joachim Badenhorst ziet de tijd al rijp om met een tweede release naar buiten te komen. "Amai seg men buzze!", zo leest de binnenkant van de hoes van zijn tweede geesteskind, getiteld 'Sparrow Mountain': een trotste Badenhorst kijkt niet zonder zelfrelativering naar zijn jongste album, dat live werd opgenomen tijdens drie opeenvolgende sessies in Antwerpen, Luik en Gent. Niet solo, niet in trio of kwartet, maar met het Carate Urio Orchestra laat de jonge Belg deze keer van zich horen. Het gaat om een zevenkoppig ensemble, in een bezetting met behalve gitaar, trompet, rieten, contrabas en drums verschillende stemmen en een altviool. Deze muziek laat zich bijgevolg niet zomaar in een hokje duwen: de meeste leden van het collectief mogen dan wel een achtergrond hebben binnen het internationale improvisatiecircuit, het materiaal van 'Sparrow Mountain' is grotendeels doorgecomponeerd en maakt heel wat genres tegelijk het hof, gaande van epische rock tot minimalistische ambient, zich tussendoor zelfs singer-songwriterallures aanmetend.
In het aanstekelijke openingsnummer 'Lorvae' heist het ensemble meteen alle hens aan dek: de gezwollen, heerlijke climax liegt er niet om. 'Germana' laat gitarist Nico Roig aan het slot broeierig koken, maar in het eerste deel leent hij zijn frêle stem aan wat als een broos nummer begint. Eiríkur Orri Ólafsson en Badenhorst zelf zoeken elkaar tenslotte hakkelend op in wat een mooie conclusie van dit stuk mag heten. Een collectieve improvisatie loodst de luisteraar als vanzelf naar het aftastende titelnummer. Duidelijk is dat de bandleider zijn muzikanten niet on hold heeft willen zetten: de structuren en het basale thematische materiaal van de nummers liggen vast, maar dat betekent uiteraard niet dat er geen ruimte zou zijn voor improvisatorische wendingen. Zonder de spontane opbouw die de compositie 'Sparrow Mountain' in deze gedaante zo meeslepend maakt, was een dergelijke formidabele finale ondenkbaar geweest. Alweer is het gefladder tussen Orri Ólafsson en Badenhorst overigens bijzonder aanstekelijk. Het zijn echter de vocalen die de compositie waarlijk optillen.
Een ruis voert naar 'Comacina Dreaming', dat onderweg het gefluit van boten in gedachten roept. De titel verwijst naar een eiland in het Comomeer, waar de Vlaamse en Franstalige gemeenschap ieder jaar een aantal kunstenaars naartoe sturen. Badenhorst viel die eer te beurt en hij kwam blijkbaar met muzikale ideeën terug gekruid door de marine. Het naïeve 'Een schoon hemd', waarin de klarinettist en saxofonist zelf zingt, creëert vervolgens weer een virtuele ruimte voor Orri Ólafsson, die zalvend soleert. 'Sidereal' heeft bijzonder veel weg van een majesteitelijke hymne, waarin Roigs zoemende gitaarriedel quasi hypnotiserend werkt. De monding van diens meanderende partij is een orkestrale oceaan: onstuimig, golvend, overweldigend. Aansluitend is het intiem gezongen 'Laglio' doordrongen van melancholie en heimwee, waar de muzikanten zacht gierende effecten boven of onder plaatsen. De dreiging wordt steeds meer manifest en doet de compositie uiteindelijk helemaal kippen. In de oncontroleerbare, woeste branding is Brice Soniano's contrabas echter nog steeds een onverzettelijke rots, waarop de verschillende instrumentale krachten brutaal, in polyfone vlagen, inbeuken. 'Genoeg gedronken', luidt het laconiek na wat vermoedelijk de meest emotionele uitbarsting van de cd is. Doodgemoedereerd, in een embryonale stemming die elementen uit het album recapituleert, legt het Carate Urio Orchestra met hemels samenzang 'Sparrow Mountain' neer. Genoeg? Nee, dit is een album om geen genoeg van te krijgen.