Alleen wie de afgelopen jaren doof en/of blind geweest is, kan de alomtegenwoordige Balkanhype ontgaan zijn: Beirut, Shantel (Dour en Pukkelpop) en dj's als Gaetano Fabri en Merdan Taplak (zowat overal) zijn maar enkele voorbeelden van muzikanten die hun voordeel doen met zigeunermuziek. Daarnaast zijn er natuurlijk de artiesten die al langer meegaan. Een van die figuren is de Serviër Boban Marković met zijn orkest dat naar beste Balkangewoonte aangevoerd wordt door koperblazers met in de speerpunt vader Boban en zoon Marković op trompet.
Kenmerkend voor de sound blijven de meerstemmige, golvende trompetlijnen die erg virtuoos uit de hoek kunnen komen: niet zozeer wat betreft hoogte of vingervlugheid, maar wel met een razendsnelle en accurate articulatie die vooral in 'Hopa Cupa' de verbeelding voorbij schiet. Op andere momenten zijn de stukken melodisch en catchy, maar ook dan denderen de nummers voort, onafhankelijk van het tempo waarop ze gespeeld worden.
Ondanks de suggestieve titel 'Blown Away to Dancefloor Heaven' is het album geen rondje remixen of beatversies van Balkansongs geworden. Wel laat de plaat heel verschillende aspecten van de fanfarecultuur horen die meestal met hun eigen charme overeind blijven. 'Khelipe e Cheasa' is een poppy track met dance-achtige allures, maar de plaat bevat ook stompers als het razendsnelle 'Svi Za Guću'. Uiteraard is er ook hoempa in alle soorten en maten en 'Kum Boemćina' kent de plaat zelfs een rasechte smartlap, inclusief inclusief strijkers. Zanger van dienst is hier de Balkanveteraan Ljubiša Stojanović, een van het handvol vocalisten dat op het album te horen is. Daarbij zitten ook een rappende Marko Markovic en de Bulgaarse Sofi Marinova. Door haar opvallend warme stem in meerdere lagen te stapelen en deze harmonieën in te bedden in de typisch schommelende groove, wordt 'Soske Sul na Avea' een heel rijk klinkende track, de meest exotische van de hele plaat.
Qua arrangementen laat het album de klassieke, gelaagde Balkansound horen, maar op geregelde tijdstippen wordt de lat wat hoger gelegd. Door de instrumenten soms erg snel te laten wisselen, worden de arrangementen erg knap. In het trage deel van 'Maruska' is het dan weer de opvallende gelaagdheid die het stuk iets extra geeft, maar het hoogtepunt is 'Kel Borije Kel' waar de blazers inpikken, mekaar aanvullen en in elkaar schuiven als blokkendoos. Zo krijgt de muziek van de familie Marković een artistieke lading die het loutere amusement ver overstijgt zonder de wortels van de Balkanfanfare te verwaarlozen.
Minder geslaagd zijn de latin-allures van het kleffe 'Benim Gecem' en de te geproducete sound van de beats in 'Kazi Baba' waardoor de muziek vuur en energie mist. Het afsluitende 'Plovdivska Rachenitska' laat dan weer horen dat minder voor de hand liggende combinaties wel kunnen werken. Basgitaar, keyboards en de vertrouwde blazers zorgen voor een bizarre mengeling als was het nummer een remix. Door de hoekige ritmiek van de blazers blijft de poppy funk echter scherp en laten vader en zoon Marković horen dat hun orkest nog steeds absolute wereldtop is in een genre waar het ondertussen aardig drummen is.
Wie de cd als download koopt in plaats op het schijfje krijgt bij zijn aankoop drie tracks cadeau.
Meer over Boban i Marko Marković
Verder bij Kwadratuur
Interessante links